Het panel onderzoek wordt uitgevoerd onder ongeveer 40 mensen met uiteenlopende maatschappelijke posities en functies.
Aan hen worden in drie rondes schriftelijke vragen voorgelegd met betrekking tot: de positie van illegalen, de achtergronden en effecten van het huidige beleid rond illegalen en de bredere economische en maatschappelijke ontwikkelingen die hierop van invloed zijn.
De vragenrondes hebben elk een verschillend karakter.
- De eerste ronde gaat vooral over ervaringen en denkbeelden
- De tweede ronde staat in het teken van uitdiepen van argumenten en bevindingen
- In de derde ronde gaat het om de koppeling van vraagstukken en conclusies aan maatschappelijke actoren.
Aard van de respondenten
Aan de tweede ronde van het panelonderzoek naar illegalen en illegale arbeid hebben 33 mensen deelgenomen.
De respondenten zijn in te delen in de volgende rubrieken:
Rubrieken en aantal respondenten
- Journalistiek 3
- Wetenschap/Onderzoek 3
- Opsporing/handhaving 2
- Justitie/Advocatuur 3
- Werkgevers 6
- Werknemers 0
- Illegalen 3
- Opvang 2
- Gezondheidszorg 6
- Beleid/Politiek (landelijk) 3
- Beleid (gemeentelijk) 2
Aan hen zijn in het totaal 14 hoofdvragen vragen voorgelegd, waarvan een flink deel is onderverdeel in twee of meer subvragen.Het merendeel van de vragen zijn open vragen, waarop de respondenten naar eigen inzicht kunnen antwoorden. Bij de verwerking zijn per vraag de antwoorden die sterk met elkaar overeenkomen bij elkaar geplaatst. Deze antwoordcategorieën zijn voorzien van ‘label’ en eigen titel gekregen. In sommige gevallen hebben de respondenten meerdere antwoorden gegeven. Daardoor overtreft het aantal antwoorden bij de meeste vragen het aantal respondenten.
De antwoorden
Het merendeel van de deelnemers aan de tweede ronde van het panelonderzoek heeft geen commentaar naar aanleiding van de samenvatting van de eerste panelronde. Degenen die wel commentaar geven stellen dat uit de antwoorden een tamelijk uniform beeld naar voren komt, waarin de negatieve houding ten opzichte van het overheidsbeleid opvalt. Een enkeling ziet dit als uiting van de sociale oriëntatie van de respondenten, anderen zien dit als een bevestiging van de noodzaak om met name meer vanuit economische optiek naar het vraagstuk van illegalen en illegale arbeid te kijken.
De indeling in drie groepen die uit de eerste ronde naar voren komt, wordt in grote lijnen onderschreven, al waarschuwen diverse respondenten dat deze groepen niet gelijk in omvang zijn en dat er ook sprake is van onderlinge overlapping.
Het gaat om de drieslag:
- Illegale arbeidsmigranten
- Uitgeprocedeerde asielzoekers
- Slachtoffers van mensenhandel
De verschuiving van illegale arbeid van de formele naar de informele economie is voor het merendeel van het panel een bekend fenomeen.
Op de vraag waarom zij de marginalisering van illegalen als een negatief verschijnsel zien, antwoorden de respondenten, omdat:
- dit een groep derde rangsburgers creëert (48%)
- het nadelige gevolgen binnen bepaalde sectoren heeft (bijvoorbeeld volksgezondheid en veiligheid)
- het slecht is voor de samenleving als geheel, in die zin dat het de kernwaarden van die samenleving aantast en de sociale cohesie ondermijnt.
58% van de panelleden die meededen aan de tweede ronde heeft wel eens te maken met het fenomeen illegale kinderen. Het feit dat deze kinderen, ook als ze hier geboren zijn geen verblijfsstatus kunnen krijgen, plaatst velen voor een dilemma. Men vindt eigenlijk dat het inhumaan is om die kinderen geen status te geven, maar vreest de aanzuigende werking die hier vanuit kan gaan. Als oplossing kiest het panel in meerderheid voor het, onder condities, verlenen van een verblijfsstatus aan deze kinderen (na een bepaald aantal jaren bijvoorbeeld). Een aantal respondenten verwijst daarbij naar bestaande internationale verdragen. Een meerderheid vindt dat hiertoe het Nederlandse beleid op dit punt aangepast dient te worden.
Ook na diepere reflectie blijft het overgrote deel van de panelleden van mening dat uitbuiting van illegalen een terecht motief/argument is voor het bestrijden van illegale arbeid, ook al heeft dat beleid soms juist meer uitbuiting tot gevolg. Het accent dient daarbij vooral op vervolging van werkgevers te liggen.
De panelleden vinden het argument dat illegalen de verzorgingsstaat bedreigen, geen terecht argument voor het huidige beleid ten aanzien van illegalen, vooral omdat illegalen eigenlijk geen aanspraken maken op de verzorgingsstaat.
Het panel blijft, ook in tweede instantie, van mening dat angst voor vreemdelingen een achterliggend motief is voor het huidige beleid. Het percentage dat deze mening deelt ligt zelfs iets hoger dan in de eerste vragenronde. Men is van mening dat Nederland met dit beleid te veel met zijn rug naar de internationale samenleving staat, een houding die volgens de panelleden, leidt tot toenemende polarisaties en een slechte naam van Nederland in het buitenland.
Uit de eerste panelronde kwam naar voren dat een flink aantal respondenten van mening is dat het huidige overheidsbeleid wordt ingegeven door economische motieven, met name door vrees voor verstoring van de concurrentieverhoudingen.
Uit de tweede ronde komt een veel genuanceerder beeld naar voren. De panelleden kunnen eigenlijk niet precies benoemen om welke concurrentie het gaat en denken ook dat legale werknemers in veel gevallen het werk dat illegalen nu doen, niet willen doen.Wel wordt er gewezen op de nadelige praktijken van bepaalde tussenpersonen. Opvallend is dat de meeste panelleden van mening zijn dat internationale economische ontwikkelingen en de toenemende arbeidsmigratie binnen Europa (b.v. Polen naar Nederland) niet als een bedreiging moeten worden gezien. Deze ontwikkelingen zullen zeker leiden tot herordening van economische activiteiten, maar volgens het merendeel van het panel hoeft dat niet negatief uit te pakken. Als de Nederlandse economie flexibel is, kunnen deze ontwikkelingen zelf tot nieuwe economische impulsen leiden.
Het merendeel van het panel ziet, zo bleek al eerder, weinig heil in het huidige overheids-beleid. Slechts 3% is van mening dat het beleid nog strenger moet worden doorgevoerd. Het merendeel blijft vasthouden aan de in ronde één gesignaleerde negatieve effecten van het beleid (marginalisering, weinig resultaten etc). Een zeer aanzienlijk deel van het panel is voor legalisering van bepaalde groepen in combinatie met een nieuw toelatingsbeleid voor arbeidsmigranten. Door sommigen wordt daar ook nog het treffen van noodvoorzieningen aan toegevoegd.
Het panel verwacht dat er in Nederland, ondermeer door de vergrijzing, de komende jaren een toenemende vraag naar arbeidskrachten van buiten zal ontstaan. Men vermoedt dat deze ontwikkeling tot grote legitimatieproblemen van het huidige beleid zal leiden en is van mening dat er een ander arbeidsmigratiebeleid gevoerd moet worden, waarbij gekeken moet worden naar de verschillende mogelijkheden voor hoog- en laagopgeleide migranten.
Ook wijst het panel erop dat de invloed van internationale ontwikkelingen (globalisering, Europese eenwording) alleen maar toe zal nemen en dat Nederland zich daar maar beter op voor kan bereiden dus wil het panel onder meer:
- Erkenning van het feit dat migranten zich laten leiden door economische motieven;
- Een ruimer landbouwbeleid met afschaffing van tariefmuren e.d.;
- Matiging van het repressieve beleid;
- Meer oog voor het internationale perspectief;
- Streven naar eerlijkere mondiale welvaartsverdeling
- Spontane arbeidsmigratie niet als illegaal bestempelen;
- Nadruk op integrale visieontwikkeling en aanpak.
Op de vraag wie aan een dergelijke integrale toekomstvisie moeten bijdragen wijst het panel diverse actoren aan. Opvallend is dat vrijwel niemand uitsluitend de overheid noemt. Men ziet het meer als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemersorganisaties, in combinatie met wetenschappers (economen, migratiedeskundigen, sociale wetenschappers), Europese partners en internationale (maatschappelijke) organisaties.
Een enkel panellid waarschuwt dat er niet te snel voor oplossingen moet worden gekozen, die weer nieuwe problemen met zich meebrengen, maar dat er eerst aanvullend onderzoek moet worden gedaan.
Een uitgebreide samenvatting van de onderzoeksresultaten van de 2e panelronde
dinsdag 12 februari 2013