Dit wandkleed is niet plat

Dit wandkleed is niet plat. Het is diep. Het is niet alleen een oppervlakte, een gladde oppervlakte waar je overheen kan strijken. Het is een wereld, een horizon, een verzameling van herinneringen, gesprekken, dromen en grapjes. Door die oppervlakte heen voel je de diepte van echte mensenlevens, de mensen die eraan hebben samengewerkt en de mensen die zich er in herkennen.

Dit wandkleed is niet een symbool voor de Molenwijk. Het ís de Molenwijk. De lijnen van de lappen lopen even recht als de rechthoeken van de flatgebouwen hier. Ze lopen los van elkaar, in strakke geometrische vormen, en ze grijpen in elkaar, praten met elkaar, vormen combinaties met elkaar die er anders uitzien vanuit elke hoek dat je ernaar kijkt. Er zit ruimte tussen de lappen en de lijnen, zoals er ruimte zit tussen de flatgebouwen. Die ruimte maakt elk beeld, elke droom of herinnering zelfstandig. Elk hebben ze hun eigen bestaan. Zoals de ruimte tussen de flatgebouwen in de Molenwijk ervoor zorgt dat elk mensenleven hier zelfstandig kan bestaan. Maar nooit alleen. Nooit zonder contact met elkaar.

Tijdens de lockdowns schreef ik een boek over gastvrijheid. Vooral de winters waren zwaar. Je kon niet bij elkaar op bezoek. Je kon eigenlijk niemand ontvangen. De gastvrijheid zat ergens in de lockdown opgesloten en ik miste haar. Mijn leven werd te klein. Mijn stad werd te klein. Noord werd te klein. Elke dag leek op de vorige. Er veranderde niets meer. Terwijl ik het juist zo mooi vind dat Nederland, Amsterdam, Noord, de Molenwijk de hele tijd verandert, omdat er mensen uit de hele wereld bijkomen. Die allemaal hun eigen herinneringen, gesprekken, dromen en grapjes meenemen.

Ik schrijf ergens in dit boek:

Wat voegt een nieuwkomer toe aan het collectief bewustzijn van de stad? Woon je er al jaren, dan weet je blindelings de weg. Je kent de afstanden, de verhoudingen, de sferen. Je weet je te bewegen. De stad heeft zich in je genesteld – in je manier van lopen, van praten, van vertrekken en terugkomen, van rust zoeken en drukte, bescherming en avontuur. Zonder dat je het dagelijks beseft tekent ze de manier waarop je naar de wereld kijkt. En je bent niet de enige. Het collectief bewustzijn van de stad is een uit honderdduizenden individuele ervaringen samengesteld mozaïek. Bij elkaar maken ze de stad. En dat mozaïek is niet statisch. Het verschuift elke dag een beetje, omdat er telkens mensen verdwijnen en anderen binnenkomen.

Mijn stad, die natuurlijk niet van mij is, verandert omdat er mensen wonen die gewend zijn aan het silhouet van bergen in de verte, die vanaf hun balkon uitkeken op zee, die opschrikken van een knal, al is het een kapotte uitlaat en geen mortierinslag, die niet beter wisten dan dat je fruit en groente op straat koopt, die zijn opgegroeid met skipistes en bleekgekleurde waterijsjes, die moesten toekijken hoe hun buurman langs de kant van de weg werd geëxecuteerd.

Zonder dat er iets aan de gemeentegrenzen verandert, vermenigvuldigt de mentale ruimte van de stad zich. Er komen hier ervaringen wonen waar de stad niet op is gebouwd. Amsterdam is nooit verwoest; nu vestigen zich hier mensen die een aardbeving of burgeroorlog hebben meegemaakt, licht opgeschrikte mensen die er niet meer op vertrouwen dat de muren die vandaag nog overeind staan dat morgen ook doen. Amsterdam is opgetrokken uit de winst op veroveringen; dat de nazaten van de veroverden nu met huizenbezittersvanzelfsprekendheid langs de grachten lopen was niet voorzien. Net als de zichtlijnen worden de herinneringslijnen steeds langer, de droomlijnen en de ambitielijnen. De denkruimte van de stad wordt van binnenuit verbouwd en dagelijks mijlenver uitgebreid. 

Annie van Riel begrijpt dat. Ik denk dat er weinig mensen zijn die zo goed begrijpen wat gastvrijheid betekent. In de jaren 90 maakte ze hier een wandkleed met mensen van verschillende geloofsovertuigingen. Dertig jaar later heeft ze dat opnieuw gedaan. Omdat ze weet dat het wonen in een stad, zelfs in een flatgebouwendorp van groen en beton als de Molenwijk, inhoudt dat je nooit eeuwig dezelfde buren hebt. Dat je thuisgevoel er sterker van wordt als je niet elke dag dezelfde mensen goedemorgen wenst. Omdat ze weet dat mensen die ergens nieuw aankomen niet eeuwig gasten blijven. Er komt altijd een moment dat ze veranderen in gastheren en gastvrouwen. Dat ze zelf de mensen worden die nieuwkomers welkom heten. Dat moment komt als je in je nieuwe huis een plek vindt voor de herinneringen, gesprekken, dromen en grapjes die je hebt meegenomen. Als die onderdeel worden van de buurt waarin je bent komen wonen. Als je dan met anderen gaat samenwerken om van die buurt een dorp te maken, een flatgebouwendorp, een kleine stad in de grote stad. Een wandkleed. Een Molenwijkwandkleed.

Samengesteld uit tientallen lapjes, die vaak tijdens de lockdown werden gemaakt, thuis, in isolatie, maar met beelden die uit de hele wereld kwamen binnenvliegen.

Dat is toch precies waar kunst over gaat: handwerk op de vierkante centimeter dat spreekt voor het universum van een heel mensenleven. En als je al dat vierkantecentimeterhandwerk een plek geeft in de compositie van een collectief, toevallig bij elkaar gekomen in dezelfde oase van groen en beton, dan wordt het samen een stad. Opeens rijmt de pop met de jurk, het konijn met de koffiekan, de rups met de moskee, de vlinder met de vlag, de duif met het vliegtuig, het hart met de zon die opkomt tussen de bergen. Ze raken met elkaar in gesprek zoals de flatgebouwen, de bomen, de wandelpaden en de kunstwerken van de Molenwijk met elkaar in gesprek raken. De denkruimte van de Molenwijk is mijlenver uitgebreid. In de diepte van het wandkleed en in de verte voorbij de aardappelstempels die het omringen. Het wandkleed is de geschiedenis van de Molenwijk en haar bewoners. En het is het begin van een nieuw hoofdstuk.

 

Chris Keulemans, 19 mei 2022