4 februari 2014
Cup cakes van de slager
Branchevervaging is zo slecht nog niet, bedenk ik wanneer ik de ouders van de Wijkacademie Opvoeden zie smikkelen van de vrolijk versierde cup cakes die ik bij Slagerij Krijnen aan de Dapperstraat gehaald heb. Bij Krijnen binnenstappen was voor mij een zogenoemde ‘trip-down-memory-lane’. Opgroeiend op de Hoogte Kadijk ging ik vaak met mijn vader mee naar de Dappermarkt: eerst langs het kaasmannetje, dan naar de poelier, nog even naar de groenteboer, de notenkraam niet te vergeten en natuurlijk ook langs ‘Henk’ van de vishandel. Ik keek mijn ogen uit naar de prachtige waren, de mooie stukken groentes en fruit, de pakken met geld die de marktkoopmannen uit hun zakken haalden voor het wisselgeld, maar het hoogtepunt was en bleef het plakje worst bij Slagerij Krijnen. Zo ongeveer 25 jaar later kom ik slagerij Krijnen binnen om de door mij bestelde cup cakejes op te halen. De slager en zijn zoon (Willem sr. en jr.) herkennen mij en ik krijg een plakje worst.
Dat wat jij toen zei
De ouders zijn klokslag zeven uur binnen en we halen herinneringen op aan de vorige bijeenkomst. “Dat wat jij toen zei”, zegt een van de vaders, wijzend naar een ander, “over dat de mensen achter de gezichten gaan leven, dat is bij mij echt gebeurd”. De in de fik gevlogen sjaal wordt nog een aantal keer genoemd (‘volgende keer in scene zetten noteer ik mentaal’) en er worden met veel enthousiasme een aantal sprankelmomenten herhaalt.
“Ik heb dit krantenbericht meegenomen omdat het me herinnerde aan jouw sprankelmoment waarop je jouw zoon zelf de boete liet betalen voor een kapotgemaakte cd”. Het betreft een bericht over een moeder van een jongen van 16 die haar zoon heeft aangegeven voor diefstal.
Dief in de dop
Dit thema maakt direct de tongen los. Broers die LP’s stelen (“We woonden in Amsterdam Noord en mijn vader is de volgende dag gewoon naar het politie bureau aan de overkant gegaan om aangifte te doen. Ik had daar uiteindelijk niets aan want mijn platen kreeg ik er niet mee terug!”) en dochters die zakjes snoep pikken (“Maar ze moest het terugbrengen en zich verontschuldigen bij de mevrouw”).
“Als kind ben je je niet zo bewust van wat van jou is en wat niet, althans zo was dat bij mij”, wordt er gezegd. Er volgt een prachtig verhaal over het opgroeien in een huis waarvan de onderste verdieping ingericht als kantoorboekhandel. “Ik vond al die spulletjes zo mooi allemaal en op een avond ben ik op mijn slofjes naar beneden getrippeld om mijn nachtkastje op mijn slaapkamer boven te vullen met al dat fraais. Ik dacht, wat maakt het nou uit of het beneden ligt of boven. Hier kon mijn vader geen begrip voor opbrengen en tot overmaat van ramp dacht hij dat hij een dief in de dop in huis had!”.
Knippen en plakken
We krijgen bezoek. Tanja Bubic van het stadsdeel komt binnen en gaat stilletjes op een stoeltje zitten. In de pauze stelt ze zich voor en maakt een praatje met iedereen. Ze blijft de hele verdere bijeenkomst bij ons en praat, knipt en plakt vrolijk mee.
Terwijl we na de pauze een ietwat potsierlijk filmpje over verschillende opvoedstijlen kijken, legt Hanne tijdschriften, grote vellen, viltstiften en scharen op tafel: we maken posters met daarop begrippen die we van belang vinden als het over opvoeden gaat. Het is muisstil als iedereen geconcentreerd aan het knippen en plakken slaat. En ik neem een duidelijk verschil waar tussen de visueel en de tekstueel ingestelde mensen.
De opgeschreven of getekende begrippen op de posters komen allemaal behoorlijk overeen: ‘Fouten durven maken’, ‘Vrijheid’, ‘Veiligheid’, ‘Geborgenheid’ , ‘Eerlijkheid’, ‘Respect’, en worden door de makers zelf toegelicht.
“Wat een stevige woorden allemaal” reageert iemand op de posters “Ik weet nog helemaal niet wat voor een type ik in huis heb gehaald. Ik ben mijn kind nu aan het leren kennen en ik moet nog leren welke begrippen van belang zijn bij zijn opvoeding”.
Opa als idool
Bij een poster met uitgeknipte en opgeplakte etenswaren vertelt de vervaardiger ervan dat zij, doordat zij van haar ouders altijd alles moest proeven, geleerd heeft om open te staan voor het onbekende. Naast de mooie plaatjes van Spaanse en Italiaanse gerechten is een afbeelding van een oudere man geplakt. “Mijn Opa is mijn idool”.
“Ohw, het is ook heerlijk om Opa te zijn volgens mij”, zegt een van de vaders: “kan je lekker gek doen”. “Mijn ouders”, vertelt een ander, “zeiden dat ze het veel leuker vinden om opa en oma te zijn. Ik was hierdoor eigenlijk een beetje beledigd”.
Van wie is het kind?
Hebben opvoeders van nu het makkelijker? De meningen zijn hierover verdeeld. “Ik zie in ieder geval dat mijn dochter veel strenger straft dan ik”, zegt er een. En als zij er iets van zegt, “Zo van: nou, nou” dan vindt de dochter dat zij zich er niet mee moet bemoeien. “Dat vind ik belachelijk! Het kind is toch niet alleen van haar!”. Het valt even stil. Van wie is een kind inderdaad?
Een van de kerngroep leden heeft tijdens de studietijd vier maanden in het regenwoud tussen de jagers en verzamelaars onderzoek. “Dan zie je hoe onze voorouders leefden vroeger en dat kinderen heel anders worden opgevoed. In ieder geval door veel meer mensen”. “Maar”, zo wordt er gereageerd, “vandaag de dag worden kinderen óók door meer mensen dan alleen de ouders opgevoed: leerkrachten, de overblijf juf’’, “en de voetbaltrainer!” klinkt er.
De titel van de komende expeditie, ‘door wie ben je opgevoed’, wordt meteen vervangen door wie ben je allemaal opgevoed.
Er zijn weer belangrijke thema’s boven tafel gekomen, zoals veiligheid en fouten durven maken. Maar ook: wanneer mag je andermans kinderen aanspreken op hun gedrag en, daarmee samenhangend, ‘Van wie is het kind?’. Met name de laatste vragen zijn van belang wanneer je toewerkt naar het bewerkstelligen van een pedagogische gemeenschap.
Ik fiets naar huis en denk nog even geplezierd na over de poster die ik zelf heb gemaakt vandaag. Ik kijk terug op wederom een geslaagde avond in het Karel Appelhuis en de vraag ‘Van wie is het kind’ blijft door mijn hoofd zoemen. Van wie was ik eigenlijk? En...van wie ben ik nu?!
dinsdag 4 februari 2014