14 januari 2014

Auteur: 
Tessa Dikker
 
Wraps en spinaziesoep

De ochtend voorafgaand aan de eerste bijeenkomst van de kerngroep van de Wijkacademie Opvoeden Amsterdam Oost stond ik in mijn keuken soepen te pureren en wraps te rollen: de catering was op het laatste moment niet doorgegaan en ik vond het belangrijk om de groep feestelijk te ontvangen met lekkere hapjes. Beladen met tassen en een warmhoudplaatje voor de soep fietste ik door de regen naar het Karel Appelhuis aan de Dappermarkt waar op deze gure dag maar weinig kramen aanwezig waren.

De directrice had een nieuwe beamer aangeschaft en was daar druk mee in de weer. Hanne van Dream Support, haar stagiaires en ik zette nog even de puntjes op de i. Er was een uitgebreid en strak draaiboek, de catering was dus uiteindelijk toch nog goed gekomen en de nieuwe beamer stond inmiddels trots te glimmen in een hoekje. Organisatorisch kon ons verder niets overkomen. Ik was zelf echter wel heel benieuwd hoe de opvoeders de avond zouden ervaren. Sommigen van hen zijn via via bij de Wijkacademie terecht gekomen, maar het leeuwendeel is letterlijk van de markt geplukt.

Ik heb cursus

De ouders druppelen langzaam binnen. Twee vrouwen herkennen elkaar uit de straat waar ze beiden vroeger gewoond hebben. Handan van Diversiteitsland met wie alle ouders een intake gesprek hebben gevoerd, zorgt ervoor dat iedereen zich welkom voelt en in ieder geval weet dat ze op de juiste locatie zijn.

We nemen allemaal plaats op de krukjes rond de grote en met verfspatten gedecoreerde tafel. De directrice opent de eerste bijeenkomst door iets over de Het Karel Appel Huis en over Karel Appel zelf te vertellen. Hierdoor voelde de plek meteen wat bijzonderder .

Ik sta op, heet iedereen nogmaals welkom en leg beknopt uit wat de ideeën achter de Wijkacademie Opvoeden Amsterdam Oost zijn. Wanneer ik er de nadruk op leg dat alle ideeën en projecten die ontwikkeld gaan worden vanuit de groep zelf moeten komen, zie ik bij sommigen een milde angstige blik maar bij de meesten beginnen de ogen te glimmen.

Tijdens de kennismakingsronde, waarbij iedereen zich aan de hand van de kaarten die uitgespreid op tafel liggen voorstelt wordt duidelijk dat het een hele diverse groep betreft. Twee ouders zijn door ziekte verhinderd maar wel aanwezig zijn drie mannen en 8 vrouwen van Surinaamse, Antilliaanse, Turkse, Marokkaanse en Nederlandse komaf.

Wat hen bindt is dat ze (op één uitzondering na) opvoeders zijn, in Oost wonen en zich voor het ontstaan van een pedagogische gemeenschap in de wijk willen inzetten.

Maar er klinken meer motivaties om deel te nemen aan de kerngroep.“Ik wil de mensen achter de gezichten die ik dagelijks tegenkom op de markt leren kennen”. Een ander heeft ervaren dat ze haar zoontje niet alleen buiten durft te laten spelen en wil dit veranderen.. Weer een ander is op professionele wijze actief in zo ongeveer alle andere buurten van Amsterdam: ‘ik vond het tijd worden om ook mijn eigen wijk beter te leren kennen en me in te zetten voor de buurt”.

We spreken vrijuit en er wordt enthousiast en soms met herkenning op elkaar gereageerd: “Oh jee, een zoon van 14…”.

Tijdens de pauze trekken sommige ouders hun jas aan om buiten een sigaretje te roken. Terwijl ik binnen vast wat soep, wraps en brood met smeersels uitdeel, hoor ik hoe er gekletst en gegiecheld wordt op straat. Een mobiele telefoon gaat af. Terwijl de eigenaresse opneemt en ook naar buiten loopt hoor ik haar zeggen: “Hey, ik heb even cursus”.

Het sprankelmoment

Bij wijze van energizer wordt de actie ‘het sprankelmoment’ geïntroduceerd door Frouzan van Dream Support. In tweetallen vertelt men aan elkaar waarin ze vonden dat ze op hun best waren als opvoeder: een moment dat voldoening en een trots gevoel gaf. De toehoorder luistert naar het verhaal en vraagt nieuwsgierig door tot hij of zij de situatie echt voor zich ziet. Tijdens het luisteren worden de ‘sterkgerichte oren ’gespitst: welke kwaliteiten hoor je over degene die het verhaal vertelt?

De koppels gaan enthousiast het gesprek met elkaar aan en de sprankels vliegen over en weer totdat opeens een van de ouders opstaat en haar neus ophaalt : ‘Het ruikt hier naar brand’, zegt ze. Het valt stil en iedereen staat op om te kijken waar de, inmiddels steeds penetranter wordende geur vandaan komt. Een smeulende sjaal die over de lamp van de beamer was gelegd blijkt de bron van de stank. Onze eerste brand overleefd.

De tweetallen koppelen elkaars sprankelmomenten plenair terug. Ik luister vol ontroering. Niet alleen zijn de momenten zelf treffend maar het feit dat twee onbekenden dit openhartig met elkaar delen en uitgelaten het sprankelmoment van de ander in de groep gooien raakt mij. 

Een moeder is er trots op dat ze ervoor heeft gezorgd dat haar zoon toch is doorgegaan met volleybal ondanks een aantal tegenslagen. Een ander is er trots op dat ze ziet dat haar kinderen de eigen kinderen op dezelfde manier opvoeden zoals zij hen heeft opgevoed: “Dan voel je je toch in je kracht want dan krijg je het gevoel dat je het goed hebt gedaan”. Weer een ander vertelt uitgebreid hoe zijn gesprekspartner het heeft aangepakt toen haar kind voor het eerst alleen naar school wilde lopen en voegt er zelf aan toe: “loslaten is een van de belangrijkste en tegelijkertijd moeilijkste onderdelen van opvoeden”. Nog een sprankelmoment betrof het moment waarop een kind zelf een boete moest betalen: “heel moeilijk maar hij heeft er veel van geleerd en gaat nu veel zorgvuldiger met zijn spulletjes om”, en ten slotte wordt het verhaal verteld van de vader die zijn autistische zoon heeft geholpen om met andere kinderen in aanraking te komen door middel van schaken.

Mogelijke thema’s voor komende bijeenkomsten rollen over de tafel en wij schrijven gretig mee. Wij zijn overigens niet de enigen die de pen ter hand nemen. Bijna alle ouders hebben een notitieblokje meegebracht waarin ze aantekeningen maken over de andere opvoeders en diens verhalen.

Kijk, we doen elkaar niets

De tijd vliegt voorbij. We komen zelfs niet toe aan alle onderdelen die we nauwkeurig ingepland hebben in het mooi verzorgde draaiboek. 

Wel krijgt iedereen nog de gelegenheid om plenair te reflecteren op de eerste bijeenkomst en men blijkt bijzonder enthousiast. Met name de samenstelling van de kerngroep wordt geprezen. Terwijl ik mezelf had afgevraagd of we niet eigenlijk nog een Turkse vader ‘nodig hadden’.

“Zo divers en uiteenlopend dit gezelschap, ik ben blij dat ik meedoe”, klinkt het. En ook: “Dit moet een voorbeeld voor de Tweede Kamer zijn!”, “Wat heb ik al veel geleerd van al die verschillende mensen vanavond”, “Andere mensen zouden eens moeten zien hoe gemakkelijk dat gaat, al die culturen bij elkaar” en “Kijk. We zitten hier allemaal bij elkaar! Allemaal verschillende culturen! En we doen elkaar niets”. De veilige sfeer die er wordt ervaren in de groep wordt geroemd en het feit dat iedereen zo goed naar elkaar luistert wordt benadrukt. Ten slotte voegt iemand toe: “Leuk dat mensen uit de buurt gewoon ook mensen blijken te zijn”. Hanne en ik kijken elkaar voldaan aan.

Terwijl ik vergenoegd naar huis fiets verwonder ik me over het gegeven dat je zoveel kan bewerkstelligen en geven door mensen simpelweg de ruimte te bieden om het gesprek met elkaar aan te gaan. Want het was overduidelijk dat iedereen de behoefte voelde om elkaar in de buurt te leren kennen. De behoefte voelde om angsten voor elkaar weg te nemen.

Ik kijk uit naar de komende bijeenkomsten en de programmering. De kop is eraf en de vlam is aan.