De deelnemers aan de eerste ronde van het panelonderzoek zien illegalen vooral als arbeidsmigranten die op grond van eigen motieven naar Nederland komen en die voor een belangrijk deel door werk in hun levensonderhoud voorzien. Naast arbeidsmigranten onderscheiden zij uitgeprocedeerde asielzoekers en slachtoffers van mensenhandel als min of meer aparte groepen. Zij constateren dat er een verschuiving optreedt in de landen waar illegalen die in Nederland verblijven vandaan komen. Waren het vroeger vooral Turken en Marokkanen, tegenwoordig gaat het meer om Oost-Europeanen, mensen uit de voormalige Sovjet-Unie en Afrikanen. De nieuwe groepen, met name de Oost Europeanen verdringen in sommige gevallen de ‘traditionele’ illegale arbeiders. Ook constateert men dat de groep illegalen diverser wordt, meer vrouwen, kinderen en ouderen.
In sommige gevallen gaan illegaliteit en criminaliteit volgens de respondenten hand in hand. Dit heeft nadrukkelijk te maken met het overheidsbeleid, dat door de strenge regelgeving illegalen in de overlevingscriminaliteit duwt en nieuwe migranten afhankelijk maakt van mensensmokkelaars. Een enkeling is van mening dat illegaliteit en criminaliteit min of meer samenvallen en dat illegaliteit daarom actief bestreden dient te worden.
Als het gaat om het vraagstuk van illegalen en illegale arbeid maken de respondenten zich over twee zaken grote zorgen:
- de marginalisering van de groep illegalen (zowel illegale arbeiders, als uitgeprocedeerde asielzoekers en slachtoffers van mensenhandel)
- de concurrentieverhoudingen tussen bedrijven en tussen verschillende categorieën werknemers.
De respondenten die zich het meeste zorgen maken over de concurrentieverhoudingen tonen zich voorstanders van een hard overheidsbeleid ten opzichte van werkgevers die met illegalen werken en soms ook ten opzichte van illegalen zelf.
Het is opvallend dat de meerderheid van het panel eigenlijk weinig heil ziet in het huidige beleid van de rijksoverheid. Men noemt het beleid repressief en is van mening dat het illegalen marginaliseert, illegaliteit niet vermindert en weinig oog heeft voor ontwikkelingen elders in de wereld. Degenen die het in principe wel eens zijn met de doelstellingen van het beleid vinden vaak dat de uitvoering daarvan niet optimaal verloopt. Dit komt omdat het beleid in hun ogen tweeslachtig is, maar ook omdat de opsporingsdiensten soms weinig effectief werken. Ook degenen die voorstander zijn van een harde aanpak, hebben, op een enkeling na, oog voor de zwakke positie van illegalen.
Dat het huidige beleid zich richt op een harde aanpak van illegalen en illegale arbeid, merkt men in de praktijk vooral door de controles die op straat en op bedrijven worden uitgevoerd. Een aantal mensen die zich bezighouden met opsporing en handhaving merken dat de uitvoering van het beleid beter gecoördineerd wordt en dat er meer middelen zijn dan vroeger.
Als het aan de respondenten lag zou de marginalisering van illegalen bestreden worden door ze meer toegang te geven tot een aantal basisvoorzieningen, met name op het gebied van gezondheidszorg en het onderwijs, maar liever nog door de nu aanwezige groep illegalen te legaliseren. Een deel van de voorstanders van legalisering realiseert zich echter dat een generaal pardon zoals in Spanje is afgekondigd, het illegalenvraagstuk niet echt oplost. Er zal, mede door de ongelijkheid in de wereld en door bijvoorbeeld politieke conflicten elders, altijd sprake blijven van migratie. Daar komt nog bij dat een flink aantal respondenten voorziet dat Nederland in de nabije toekomst, onder meer door de vergrijzing, juist arbeidskrachten van buiten nodig zal hebben. Anderen wijzen erop dat in een globaliserende wereld vrij verkeer van kapitaal én arbeid noodzakelijk is. Naast legalisering van de bestaande groep illegalen, denkt een flink aantal respondenten dan ook aan een ander toelatingsbeleid voor arbeidsmigranten. De gedachten hierover variëren van sterk gecontroleerde toelating voor specifieke beroepen, tot het helemaal vrij laten van de arbeidsmigratie. De concurrentie-verhoudingen blijven daarbij een belangrijk vraagstuk.
Een aanzienlijk deel van de respondenten pleit voor een meer mondiale benadering van het illegalenvraagstuk, waarbij ook ontwikkelingssamenwerking en de perspectieven van migranten betrokken dienen te worden. Dat er in Europees verband beleid op dit punt moet worden ontwikkeld, wordt door verschillende respondenten onderstreept. Over de aard van dit beleid bestaat echter nog veel onduidelijkheid. Sommige respondenten denken toch vooral aan het versterken van het Europese opsporingsbeleid.
Een uitgebreide samenvatting van de onderzoeksresultaten van de 1e panelronde
dinsdag 12 februari 2013