Video's

  • 25 maart 2014

    Auteur: 
    Tessa Dikker

     

    Bijzondere vogel

    Terrasje bij het Oosterpark

    We zijn met een kleine groep deze keer. Een aantal ouders zijn onverhoopt verhinderd vanavond waardoor we besluiten het programma om te gooien en de kleinere formatie als een kans te zien: voor diepgang, reflectie en nadere kennismaking. Maar ook om vast na te denken over welke kant we op willen met de Wijkacademie. Het is prachtig weer en Hanne en ik dalen neer op een terrasje bij het Oosterpark om het programma van de avond aan te passen.

    Ervoor zorgen dat niemand om ons heen kan

    “We moeten ervoor zorgen dat niemand meer om ons heen kan”, zegt een van de vaders strijdlustig wanneer we met een kleine groep om de met verf bespatte tafel zitten en  we het erover hebben waar we precies heen willen met de Wijkacademie. Terwijl er meer cupcakes (wel van die lekkere van de slager) dan mensen aanwezig zijn knikt iedereen instemmend naar elkaar. Een vader vraagt zich af of we in onze thema’s dan uiteindelijk niet te beperkt zijn.  “Welnee”, zegt een van de moeders:  “De meeste problemen in Oost zijn op te hangen aan opvoeden: overlast, onderwijs, armoede....”. Een van onze deelnemers zonder kinderen merkt op dat hij eigenlijk geen flauw benul heeft van wat kinderen vandaag de dag meekrijgen op school. “Kom dan een keer met mij mee!” zegt een moeder. Hanne en ik kijken elkaar vergenoegd aan. Wat mooi en lief.  Met veel plezier sla ik aan het einde van de bijeenkomst gade hoe de agenda’s getrokken worden.

    Knikker commissie

    Het thema onderwijs is tot op heden niet zo prominent ter sprake gekomen. We verkeren natuurlijk nu nog in de fase waarin de groep nog een groep moet worden en kijken met name naar hoe wij zelf zijn opgevoed en hoe wij zelf opvoeden. Onderwijs lijkt echter duidelijk een onderwerp dat vele tongen losmaakt en veel vragen opwerpt: Wat is de rol van de scholen in de wijk? Wat voor rol speelt de docent in het leven van een kind. “Ik had echt een rot jeugd op school”, vertelt een vader. De leraren sloegen en waren gemeen. Het was helemaal niet prettig”. Iedereen is stil en denkt aan de eigen schooltijd. “Je staat niet alleen”, wordt er gereageerd. Mijn collega is ook vroeger vaak geslagen. En als het troostend kan werken: ik ook”. Er worden meer  eigen ervaringen op school uitgewisseld.  Vroeger was vooral niet alles beter, zo blijkt duidelijk en ik kijk enigszins beschaamd terug naar mijn eigen schooltijd waar het verliezen van een potje knikkeren ongeveer het ergste was wat je kon overkomen. Ook heel erg natuurlijk en overigens ook de reden voor onderdelen van de Vreedzame School om zogenaamde knikker commissies in te stellen. Nadat we zijn uitgepraat over de eigen ervaringen op school, worden de kinderen er bij betrokken. Uit de verhalen maak ik op dat het nogal scheelt op welke school je zit. Doordat ik zelf een tijd lang projecten heb ‘gedraaid’ op verschillende basisscholen en daardoor een niets verhullende kijk heb gekregen achter de schermen van diverse scholen kan ik dat beamen. En dan ligt het natuurlijk ook nog bij wie je in de klas komt. Wat is het leven toch weinig maakbaar.

    Ohw...niets

    “Er is op de scholen te weinig aandacht voor het welbevinden van de kinderen. Alles draait om prestatie” zegt er een. En kennelijk ontbreekt het veel kinderen aan vocabulaire om hun ouders over hun ervaringen in de school of in de klas te vertellen. “Dan zie je dus wel aan je kind dat iets niet helemaal goed zit, en dan probeer je vragen te stellen, zo van: hoe was het op school, wat heb je gedaan?.... luidt het antwoord: Ohw...niets”.

    We blikken nog even terug op de vorige bijeenkomst waarbij met name de ‘over de streep’ oefening een diepe indruk heeft achtergelaten. De meegenomen voorwerpen passeren de revue en de open-, en eerlijkheid wordt geprezen.  “We zijn allemaal wat ouder, waarschijnlijk is het daardoor makkelijker om open te zijn over bepaalde onderwerpen: we hebben bepaalde ontwikkelingen al doorgemaakt, bepaalde zaken al verwerkt. Hierdoor kunnen we beter afstand nemen en gemakkelijker over soms toch pijnlijke gebeurtenissen  en aangelegenheden praten.”. Dit roept bij mij meteen de vraag op of je dan met jonge ouders en tienermoeders wel over opvoeden kan praten of niet.

    Ook grinniken we nog even over het gegeven dat meerdere deelnemers een Tante Toos hebben. Dit is bij iedereen blijven hangen. Een enkeling kon zich zelfs nog de geur van tante Toos herinneren. “Ik vind het heel belangrijk dat iedereen een Tante Toos heeft”, zegt een van de moeders. “En het zou ook heel belangrijk voor de buurt zijn wanneer er meerdere Tante Toosen zijn” vult een ander aan.

    Tante Toos(t)

    Uiteindelijk is dit ook waar de pedagogische gemeenschap om draait: iedereen is een Tante Toos voor elkaar. We dromen verder over Tante Toos. We kunnen haar een plek geven in een toneelstuk (‘’Ja, en dan ga jij verkleed als Tante Toos”, zegt een moeder gekscherend terwijl ze naar een van de vaders wijst”).   We kunnen er een gedicht over schrijven. Een foto opdracht over uitschrijven. En, want waarom niet, misschien kan het het city marketing apparaat van stadsdeel Oost Tante Toos wel oppakken. “In Noord had je Noordje, dat ging toen om de vernieuwing en veryupping van Noord. Waarom hebben wij in Oost niet dan Tante Toost, om te laten zien dat wij hier in Oost allemaal voor elkaar zorgen”.

    Een bijzondere vogel

    “Deze bijeenkomsten dwingen je om na te denken en het zijn uiteindelijk de kleine verhaaltjes waar het om draait, daar komen ook de thema’s uit voort. Het duizelt me maar ik vind het leuk” zegt een deelhebber afsluitend. Het is dezelfde persoon die niet bij de groeps app van de wijkacademie kan en wil aansluiten. “Neen. Ik heb een mobiele telefoon en die staat altijd uit. Ik zet ‘m alleen aan als ik een bijzondere vogel zie, dan stel ik mijn vrienden op de hoogte”.

    Als iedereen vertrokken is was ik de glaasjes af en stop nog wat van de overgebleven nootjes in mijn mond. Het is weer een mooie bijeenkomst geweest en het is duidelijk dat we een team zijn, ook al was niet iedereen aanwezig. We zijn vandaag ook zichtbaar begonnen met het bepalen van de thema’s waar wij van vinden dat ze belangrijk zijn in de buurt. Onderwijs hoort daar zeer zeker ook bij. Daarnaast is het concept Tante Toost geboren. Ik moet het nog even laten inweken maar heb zomaar het idee dat we hier iets heel bijzonders te pakken hebben.

  • 4 maart 2014

    Auteur: 
    Tessa Dikker

    Oranje waterpomptang

    Gewapend met een oranje waterpomptang fiets ik naar alweer de derde bijeenkomst van de Wijkacademie. Vandaag staat het thema ‘hoe ben jij opgevoed’ op het programma en iedereen neemt een voorwerp mee dat symbool staat voor de manier waarop hij of zij is opgevoed. De oranje waterpomptang van  mijn moeder staat voor mij voor ‘reparatie’. Niet alleen van lekkende kranen. Mijn moeder deed er na de scheiding van mijn ouders alles aan om enige vorm van ritme en regelmaat in het leven van mij en mijn zuster te integreren door de verschillende dagen van de week een ‘kleur’ te geven. Om de onrust veroorzaakt door de scheiding als het ware te 'repareren'.  Zo hadden we bijvoorbeeld een blauwe maandag, waarop we van blauwe placemats aten, en onze mondjes met blauwe servetten afveegden. Op dinsdag waren de placemats en servetten roze, en voor de andere dagen hadden we geel geloof ik en groen. De menu’s waren ook onveranderlijk en hingen in de betreffende kleur op de koelkast.

    Op de step naar Schiphol

    Diep ontroerd sla ik gade hoe iedereen een voorwerp toont of beschrijft en dat verbindt aan de manier hoe hij of zij is opgevoed. Een schelp staat voor het eiland waar iemand is opgegroeid, de deftige hoge hoed voor het belang van je gedragen ‘zoals het hoort’ dat werd benadrukt tijdens de opvoeding: het belang van de buitenkant. Het horloge waarop de vader tikte en de eeuwige verantwoording voor je daden. ‘De step staat voor mij symbool voor de vrijheid die ik van mijn ouders kreeg. Ik stepte met vriendjes naar Schiphol en de wereld was van mij’. Uiteindelijk fungeerde de step ook als middel om los te komen van de familie, van alles. Langzaam maar zeker vervulde de fiets, toen de auto en later ook het vliegtuig deze functie.

    We hangen aan elkaars lippen. Het is niet allemaal vrolijk, sommige meegenomen voorwerpen symboliseren angst of schaamte. Er ontstaat herkenning en er is support. Naar aanleiding van de voorwerpen en verhalen komen ook belangrijke thema’s rondom opvoeden op tafel, zoals het belang van veiligheid en regelmaat. Maar ook het verschil tussen de opvoeding van meisjes en van jongens. Of het opgroeien tussen (of eigenlijk: mét) twee culturen, de rol van religie of school binnen de opvoeding en de vraag door wie je nou eigenlijk bent opgevoed.

    Veiligheid: een vereiste om over de streep te gaan

    Ik kijk om me heen en realiseer me hoe begaan iedereen met elkaar is. Zo af en toe pakt iemand iemands arm vast of wordt er, terwijl er bemoedigende blikken worden geworpen, nog een kopje thee ingeschonken. Ik ben blij dat ik heerlijke petit fours van Kwekkeboom heb meegenomen. Zonder deze warmte is het wellicht onmogelijk om zoveel uit deze ‘oefening’ te halen als nu gebeurt. Dat geldt ook voor het ‘over de streep’ spel dat \we na de pauze beginnen.

    De over de streep methode, overgewaaid uit Amerika en wellicht bekend van televisie, maakt zichtbaar wat er leeft aan verdriet, onmacht, wanhoop en onzekerheid, maar ook aan moed, hoop, verlangen en doorzettingsvermogen van mensen. Er wordt een geïmproviseerde lijn op de grond gezet. We staan allemaal aan dezelfde kant op ongeveer 2 meter afstand van de lijn. Wanneer de gestelde vraag of geponeerde stelling op één van de ons van toepassing is, gaan we over de streep.

    De vragen en stellingen zijn zorgvuldig uitgezocht en verantwoord opgebouwd. Beginnende bij ‘Ik ben de oudste binnen het gezin’, via ‘ik ben trots op mijn moeder’ en ‘bij mij thuis kon er openlijk over homoseksualiteit worden gepraat’ naar ‘ik heb kind kunnen zijn’. We hebben er lol in maar het is duidelijk ook heftig om als enigste over de streep te gaan of juist als enigste te blijven staan. En sommige stellingen of vragen doen je opeens zaken realiseren waar je eerder misschien nog niet bij stil hebt gestaan.

    De geur van Tante Toos

    We spreken uitvoerig na. Het thema ‘veiligheid’ blijkt een mooi bruggetje naar het thema van de komende bijeenkomst., handelend over de manier waarop je zelf opvoedt (en wat je meeneemt of juist niet van de manier waarop je ouders jou hebben opgevoed). ‘Bij mij thuis voelde ik me niet veilig’ werd er verteld, ‘en dit wilde ik sowieso anders bij mijn eigen kinderen’. En zo geschiedde. Godzijdank had deze ouder een ‘Tante Toos’ die wel degelijk een gevoel van veiligheid kon bieden. Iedereen blijkt zo’n figuur in de jeugd te hebben gehad en toevalligerwijs heetten er drie ook ‘Toos’. “Ik herinner me de geur van Tante Toos nog zo goed”. Tante Toos zorgde even voor een gevoel van verbondenheid en een gevoel van blijdschap vulde de ruimte terwijl iedereen aan de eigen personificatie van Tante Toos dacht. Mijn tante Toos heet in het echt Marianna.

    Alle tante Toosen worden ingevuld op de handout die we uitdelen met de vraag wie jou heeft opgevoed. En naast tante Toos worden er broertjes, zusjes, oma’s, leraren, vriendjes en vriendinnetjes genoemd. We gaan hier de volgende keer over door. Want net als de vorige keren is de tijd weer om gevlogen.

    Fietsend naar huis denk ik na over wat er gebeurde tijdens het ‘over de streep’ gedeelte. Duidelijke momenten van kwetsbaarheid en kracht staan op mijn netvlies gebrand en ik raak ontroerd door ieders openheid en het gegeven dat we in zo’n korte periode zo’n veilige sfeer hebben kunnen bewerkstelligen. Die veiligheid is een vereiste om zó intiem en eerlijk met elkaar in gesprek te kunnen gaan. En die open, intieme gesprekken zijn vervolgens een vereiste om met elkaar constructief na te denken over op welke manier we bepaalde thema’s gerelateerd aan opvoeden breder in de wijk bespreekbaar kunnen maken.

  • AMWAHT opleiding voor mantelzorgers, echt iets voor jou!

    AMWAHT staat voor Alle Mantelzorgers Werken aan Hun Toekomst. Voor deze naam is gekozen, omdat we het belangrijk vinden dat mantelzorgers verspreid over het land een opleiding kunnen volgen waarin ze:
    1. Aan hun persoonlijke ontwikkeling en de balans in hun leven kunnen werken
    2. Leren hoe ze lotgenotengroepen van mantelzorgers kunnen opzetten en begeleiden
    AMWAHT is ooit gestart als een opleiding speciaal voor allochtone mantelzorgers. Nu er meer dan tien opleidingstrajecten zijn afgerond, waarin ook geëxperimenteerd is met mannelijke deelnemers en autochtone deelnemers, durven we met recht te zeggen dat de AMWAHT opleiding geschikt is voor álle mantelzorgers.
    Hoe de samenstelling van de groep ook is, telkens weer ontstaat er in de opleidingsgroepen dat speciale AMWAHT-gevoel van verbondenheid, kracht en mededogen dat maakt dat mensen persoonlijk en gezamenlijk een gevoel van thuiskomen ervaren en zich realiseren dat ze ook een toekomst hebben. 
    Wil je meer weten over de inhoud en de duur van de opleiding, wie een dergelijke opleiding kan organiseren en welke steun je daarbij van ons kan krijgen, lees dan de nieuwe AMWAHT folder. 
     
  • Blog Wijkacademie Opvoeden Amsterdam Oost

    Auteur: 
    Tessa Dikker

    Voor de stichting BMP zet Tessa Dikker in samenwerking met Diversiteitsland en Dream Support de Wijkacademie Opvoeden Amsterdam Oost op. Kern van het plan is dat er in een buurt een kerngroep van ouders ontstaat die zich gedurende minimaal 2 jaar tot doel stelt om een platform te zijn voor inhoudelijke uitwisseling tussen opvoeders, een pedagogische visie voor de wijk ontwikkelt en passende vormen zal bedenken om belangrijke thema’s rondom opvoeden breder in de wijk bespreekbaar te maken met zoveel mogelijk andere ouders/ bewoners en instellingen. En zo dus een pedagogische gemeenschap te vormen waarin opvoeden in al zijn facetten een vanzelfsprekend gespreksonderwerp is.

    Tessa doet verslag van de bijeenkomsten van de kerngroep van de wijkacademie zodat iedereen die dat leuk en interessant vindt op de hoogte gehouden kan worden van de ontwikkelingen binnen de wijkacademie en de bijzondere ontmoetingen en verhalen niet verloren zullen gaan. 

    Het blog is via het blok aan de zijkant te lezen ►

  • Nieuwe druk Magazine Opvoeden is een gesprek!

    In het magazine Opvoeden is een gesprek - Magazine over opvoeden van morgen komen ouders en jongeren met een migratieachtergrond volop aan het woord. Zij vertellen wat ze belangrijk vinden als het om opvoeden gaat, wat ze van hun eigen opvoeding hebben meegekregen en in wat voor omgeving ze hun kinderen willen opvoeden. Deze uitspraken en verhalen worden afgewisseld met berichten over verschillende onderdelen van het project Opvoeden is een gesprek en met bijdragen van mensen die eraan deelnamen. Ook geeft het magazine een beeld van de activiteiten en vervolgprojecten die voortvloeien uit Opvoeden is een gesprek
    Het magazine is te downloaden  en online te lezen 
    of te bestellen via onze website

     

  • Filmreportage Ouverture

    Daar is hij dan, de filmreportage van de Ouverture van het project Ongekend bijzonder. Inspirerend én informatief en met prachtige muziek van Mehmet Polat en vrienden.
    Met bijdragen van Halleh Ghorashi, Stef Scagliola, Paul Brood en Paul van de Laar.

    De reportage is gemaakt door Ron Langdon. Duur negen minuten. Veel kijkplezier gewenst.

     
  • De bijdrage van Chileense muurschilders aan Rotterdam

    Auteur: 
    Siebe Thissen

    Dankzij het werk van de Chileense schilderbrigades strekt de kunstgeschiedenis van Latijns Amerika zich uit tot diep in Rotterdamse buurten en wijken. De typerende stijl van de Chileense muurschilders was een erfenis van de Mexicaanse kunstenaar David Alfaro Siqueiros. Vóór zijn verblijf in Chili (1939-1944) had Siqueiros al geparticipeerd in de Spaanse Revolutie, waar hij zijn schilderkunst in dienst plaatste van de strijd tegen het fascisme. Zijn invloed op Latijns Amerikaanse kunstenaars en activisten was enorm. Elementen uit één van zijn beroemdste werken, De Nieuwe Democratie (1944), nog altijd te zien in het Palacio de Bellas Artes in Mexico City, doken nog decennia op – wereldwijd. In een helder essay, geschreven voor het tijdschrift Public Art Review en getiteld ‘The Legacy Of An Image’ (1999), onderzocht de Amerikaanse kunsthistorica Moira Harris de invloed van Siqueiros en de Chileense brigades van Santiago tot Rotterdam. 

    De omvang van mijn introductie biedt echter geen ruimte deze intrigerende episode uit de internationale kunstgeschiedenis nader te belichten. Ook de sociaal-politieke dimensies van het Chileense ballingschap in Rotterdam na de bloedige staatsgreep van 1973 laat ik hier buiten beschouwing. Wel hoop ik een beeld te schetsen van de cultuurhistorische betekenis van de Chileense muurschilderingen voor de stad Rotterdam. Drie aspecten wil ik aan de orde stellen: de erosie van een technocratische politieke cultuur (die Rotterdam sinds 1945 had gehuldigd); de radicalisering van kleur in de openbare ruimte; en de invloed van de schilderingen op de interculturele jongeren- en graffiticultuur. Ik zal dit toelichten aan de hand van drie stellingen.

    1. De politieke muurschilderingen van Rotterdamse en Chileense kunstenaars maakten de neergang van het synthesesocialisme van de wederopbouw voor het eerst zichtbaar in de openbare ruimte.

    In de politieke en sociaal-realistische muurschilderingen van de brigades werden thema’s als onderdrukking door autoritaire regimes, uitbuiting door de kapitalistische productiewijze, klassenstrijd, solidariteit, zelfbeschikkingsrecht, vrijheidsdrang en een algemeen menselijke hoop op een betere toekomst publiekelijk aan de orde gesteld. Vlak voor hun komst naar Rotterdam in 1974 hadden Rotterdamse kunstenaaractivisten als Hans Abelman, Harry Kleinleugenmors en Joop van Meel al geëxperimenteerd met de collectieve muurschildering, waarbij bewoners uit de deplorabele stadsvernieuwingswijken mochten participeren en commentaar konden leveren op hun eigen leef- en werkomstandigheden. De toon van de Rotterdamse en Chileense schilderingen was onverbloemd polariserend: anti-establishment, anti-institutioneel, antikapitalistisch. De schilderingen sloten aan op een radicaal-linkse trend die ook in de samenleving zichtbaar was: van Provo en Kabouter tot ‘Nieuw-Links’ en een herleving van het communisme. Met andere woorden, de schilderingen appelleerden niet allen aan het fenomeen van de internationale solidariteit,  maar fungeerden ook als een visuele soundtrack van de veranderingen die zich in de Rotterdamse samenleving tegen de achtergrond van de stadsvernieuwing voltrokken.

    Vooral in Rotterdam werd de artistieke verbeelding van sociale polarisatie door oudere linkse ambtenaren en bestuurders als een dolksteek in de rug beschouwd. Binnen luttele jaren werd het stilzwijgende pact van harmonie en synthese, dat zo goed had gewerkt tijdens de wederopbouw, opengebroken en ter discussie gesteld. Dat pact was tijdens de oorlog voorbereid. In 1946 verschenen drie collectieve geschriften, samengesteld door een drietal intellectuele verzetsgroepen, die zich sinds 1942 gevormd hadden in de kringen van Ons Huis aan de Gouvernestraat. De Groep Bos - een club linkse en sociaalliberale stedenbouwkundigen en maatschappelijk werkers - publiceerde De toekomst der stad. De stad der toekomst. De Groep Lührs - een groep sociaaldemocraten van de SDAP rondom Ahlrich Lührs - schreef Burgerlijk en socialistisch denken; en Groep r - een gezelschap van radicale kunstenaars - kwam met Geschrift No.1. Allen deelden zij de overtuiging dat de oorlog en het fascisme in belangrijke mate mogelijk werden gemaakt door de versplintering van het politieke landschap. Synthese was hun parool – het harmoniemodel moest voorop staan en worden gewaarborgd door een krachtige elite van ambtenaren en bestuurders.

    De politieke activist en de studeerkamergeleerde die Spinoza en Hegel bestudeerde – de helden van het interbellum – hadden afgedaan. De nieuwe naoorlogse held was de ambtenaar, zoals Ahlrich Lührs schreef in 1948 in zijn boek De ambtenaar in onze samenleving. Het boek verscheen onder auspiciën van de verzetsman Henk van Randwijk. Vanaf 1945 tot ver in de jaren zestig voerden leden van de Groep Bos en de Groep Lührs als topambtenaren op het stadshuis de scepter over alle sociale afdelingen: volkswoningbouw, wijkaangelegenheden, onderwijs, sociale zaken, volksgezondheid, jeugdzaken, sport en recreatie. Dat was geen geringe prestatie. Deze ambtenaren zagen zichzelf als ‘synthetische figuren’, als technocraten, ietwat autoritair, maar met goede bedoelingen – dat wil zeggen, als de onbaatzuchtige opbouwers van het nieuwe Rotterdam. Want aan hen, zo vonden zij, had de weer opgekrabbelde stad toch alles te danken. Ook de beeldcultuur in de openbare ruimte drukte tot ver in de jaren zestig dat synthetische karakter uit; denk aan het werk van Louis van Roode: thema’s als veerkracht, harmonie, eendracht en het geloof in een gezamenlijke toekomst zijn duidelijk aanwezig in zijn werk.

    In een terugblik op zijn leven, De betere wereld (1996), vroeg de socialist Ahlrich Lührs niet alleen begrip voor de technocratische en synthetische bestuurscultuur van zijn generatie, maar voer hij ook ongenadig hard uit naar ‘extremistische en anarchistische pressiegroepen als Provo’s en Kabouters’, ‘alternatieve bewegingen’, kunstenaars, communisten, en het ‘Nieuw-Links’ van de Partij van de Arbeid. Tegenover ons harmoniemodel, schreef Lührs, stelde dit nieuwe activisme het conflictmodel en de polarisatie. Hij vreesde dat de democratie, net als tijdens de crisisjaren, vanwege dit ‘linksisme’ opnieuw onder grote druk stond. In André van der Louw zag Lührs de verpersoonlijking van dit kwaad. En juist Van der Louw speelde een cruciale rol in de Chileense lente te Rotterdam: hij was er persoonlijk verantwoordelijk voor dat de brigades in Rotterdam konden neerstrijken. Met andere woorden, de muurschilderingen vormden een soundtrack en een decor voor een nieuwe linkse generatie bestuurders, activisten en kunstenaars. die afscheid had genomen van het synthesesocialisme. Niks synthese meer – conflicten, daar ging het nu om.

    1. De Chileense muurschilderingen radicaliseerden het kleurgebruik in een in visueel opzicht grijze en grauwe stad.

    De kleur van de wederopbouw was grijs. Grijs was geen toevallig bijproduct van een moderne stad. Nee, daar was over nagedacht. In 1955 schreef de stedenbouwkundige Rein Fledderus dat Rotterdam grijs moest worden, ‘zoals ook Parijs mooi en grijs is’. Hij pleitte voor het toepassen van ‘gevelsteengrijs’, ‘grijs geglazuurd baksteen’, ‘grijze geanodiseerde aluminiumgevels’, ‘geelgrijze travertin’ en grijs gepolijst beton. Daarnaast bewierookte hij de nieuwe grijze blokkendozen, gesloten gevelpartijen en ononderbroken etalagefronts in de binnenstad. Zo kon de stad een rationele machine worden en voortaan ‘maximale financiële baten afwerpen’. Volgens Fledderus zou deze strategie ‘geen schone binnenstad’ opleveren, maar zouden bezoekers en toeristen wel tot superlatieven worden verleid: ‘Exciting. Miraculeus. Wunderbar’. Fledderus behoorde tot het selecte groepje stedenbouwkundigen en ondernemers dat tijdens de oorlogsjaren een coup had gepleegd en stadsbouwmeester Witteveen naar huis had gestuurd – hij sprak zelf, zonder een spoor van ironie, van een ‘falanx’. De groep droomde van een grijze, moderne, modernistische en commerciële ‘open city’ en verfoeide de historiserende wederopbouwplannen van Witteveen.

    Kunstenaars echter gruwden van de vergrijzing van het stadscentrum. Louis van Roode zei over zijn kunst: ‘Ik voel de behoefte om op die troosteloze grote grauwe vlakken grijs kleur en ingrijpende vormen aan te brengen’. Ook Gust Romijn bewapende zich met kleur en trok ten strijde tegen de stad: ‘Al die grijze kastjes op elkaar’, zei hij, ‘nergens meer een verrassing. Ik wil de verrassing terugbrengen; mijn beelden willen meespelen in het dagelijks leven’. Kunstenaar Cor Kraat verklaarde bij het verlaten van de kunstacademie in 1971 de oorlog aan het kleurloze Rotterdam, dat hij ‘een grijze klerezooi’ noemde. ‘Wat me stoorde aan Rotterdam’, zei hij, ‘was de manier waarop de stad werd vormgegeven. Er was een gigantisch gebrek aan kleur’. Hij bepleitte een ‘kakofonie van kleur’. Drie jaar eerder had de sociaalpsycholoog Rob Wentholt de stad al aangeklaagd vanwege haar geometrisch-fundamentalistische karakter en haar gebrek aan kleur. In zijn beruchte boek, De binnenstadsbeleving van Rotterdam (1968), gefinancierd door Vroom & Dreesmann, werden stedenbouwkundigen aan de schandpaal genageld. Rein Fledderus, de peetvader van de grijze stad, reageerde, hoe kan het ook anders, furieus op het boek en wees iedere verantwoordelijk resoluut af.

    Tegen deze achtergrond betekende het kleuroffensief van de Chileense kunstenaars een radicale breuk met de grauwheid van de openbare ruimte. De muurschilderingen initieerden in 1974 het programma Townpainting, gestart door de Rotterdamse Kunststichting (RKS). In een tijdsbestek van enkele jaren voegden Rotterdamse kunstenaars vele tientallen kleurrijke muurschilderingen aan de stad toe. In 1977 ontving de RKS de Sikkensprijs, omdat de stad, volgens de verffabrikant, sociale en culturele ontwikkelingen had gestimuleerd, waarin kleur centraal stond. Het verlangen naar kleur was geen Chileense uitvinding, maar de brigades en Chileense kunstenaars radicaliseerden wel het kleurgebruik in de stad en oefenden grote invloed uit op de verkleuring van het grijze stadsbeeld.

    1. De Chileense muurschilderingen oefenden grote invloed uit op de ontluikende, interculturele jongerencultuur en straatgrafiek in Rotterdam.

    In 1997 had zich een actiegroep gevormd van jonge street artists. Zij noemden zich de ‘Vrienden van Lee’ en hekelden de verwijdering van een graffitikunstwerk in de Berenkuil op de Lijnbaan. De ‘Piece van Lee’, zoals het werk werd genoemd, was in 1982 aangebracht door de New Yorkse op Puerto Rico geboren graffitikunstenaar Lee Quinones in het kader van Townpainting. Het werk geldt vandaag als de eerste grote Amerikaanse hiphopgeoriënteerde graffitiuiting in Europa. Eén van de ‘Vrienden van Lee’, de uit Suriname afkomstige graffitikunstenaar Navin Thakoer, maakte ook deel uit van de Lijnbaanjongeren, die het gebied rondom de Berenkuil dagelijks bevolkten. In een interview vertelde hij dat het territorium van de jongeren en graffitikunstenaars werd gemarkeerd door twee markante kunstwerken die grote indruk hadden gemaakt op zijn generatie. Aan de zuidelijke grens bevond zich de ‘Piece van Lee’ en aan de noordelijke, vlak bij het Centraal Station,  bevond zich de ‘Chileense Zuil’ – het meest befaamde kunstwerk van de Chileense brigades. Graffitikunstenaars uit het hele land kwamen bij deze werken bijeen, bespraken hier hun eigen werk en gingen daarna op pad om zelf te creëren. Beide werken verdwenen aan het einde van de vorige eeuw uit het straatbeeld, omdat ze niet meer pasten in de gentrificatiestrategie van de gemeente. In 2000, ik werkte pas kort op het Centrum Beeldende Kunst, ontving ik een petitie van de graffiticrew Bad Boyz Inc., bestaande uit Surinaams-Rotterdamse kunstenaars als Jean, Ates, Time en Sher. Bijna tweehonderd jonge mensen hadden de petitie, waarin vriendelijk doch dringend werd gevraagd om de terugkeer van de Chileense Zuil, ondertekend.    

    Ook internationaal bleek werk een icoon van Rotterdam. Zo figureerde de zuil in de internationale klassieker 1991: The Year Punk Broke (1992). Met die film schoot regisseur Dave Markey een chaotische documentaire over de Amerikaanse band Sonic Youth, maar portretteerde hij ook een golf van nieuwe bands, waaronder Nirvana. De documentaire volgt de Europese tournee van Sonic Youth in 1991 – ook in Rotterdam. We zien de bandleden poseren, grappen en grollen aan de voet van de Chileense Zuil, die een dankbaar decor voor hun strapatsen vormt. Terwijl een schokkerige handcamera de band en het kunstwerk vastlegt, besef je plotseling hoe hip deze Chileense bijdrage aan het Rotterdamse kunstbezit eigenlijk was. Geen enkel beeld leek erop. Het was een grotesk object, ontsnapt uit een stripverhaal, een object dat schreeuwde om aandacht, dat ruimte eiste, maar ondertussen volledig werd ingeklemd door bankgebouwen, kantoren, winkels, trambanen, voetgangerstunnels en auto’s. Het beeld werd vermorzeld door hetzelfde kapitaal waartegen ze een vuist had willen maken. De verwijdering van de zuil in 1995 was niet alleen de verwijdering van een fascinerend intercultureel monument, het was ook de verwijdering van het eerste popmoderne kunstwerk.

    Niet lang geleden dwaalde een ploeg van de Chileense televisie door Rotterdam. De redactie maakte een documentaire over democratische ontwikkelingen in Chili. Daarbij werd ook aandacht besteed aan Chileense politieke vluchtelingen in Rotterdam gedurende de jaren zeventig en tachtig. In Rotterdam bevond zich immers het Salvador Allende Centrum, een cultureel trefpunt voor vluchtelingen uit Latijns Amerika. Hier leerden aanstaande ministers en ambassadeurs van het latere, democratische Chili elkaar kennen. Op zoek naar relevante achtergrondbeelden hoopte de televisieploeg de Chileense Zuil  te filmen – een monumentaal kunstwerk, waarmee de Chileense zaak in Rotterdam onder de aandacht van het publiek was gebracht. Helaas was het kunstwerk al geruimd.

    De acties van de ‘Vrienden van Lee’ en Bad Boyz Inc. maken duidelijk dat de nieuwe hiphopgerelateerde graffiti uit New York en de Chileense muurschilderingen als een samenhangend genre van actuele straatkunst werden opgevat, waardoor een nieuwe generatie jongeren zich liet inspireren. Uit de actiegroepen ontsproten initiatieven als Showroom Mama, de winkel Urban Unit, maar ook een stadskunstenaar als Gyz la Rivière startte hier zijn loopbaan. Ook het optreden van een keur van Braziliaanse straatkunstenaars, die enkele jaren geleden in Rotterdam een tiental muurschilderingen creëerde, werd gemotiveerd met een beroep op deze lokale traditie van muurschilderkunst en straatgrafiek.

    Bezien vanuit het hierboven geschetste perspectief, moet de bijdrage van de Chileense kunstenaars aan de vormgeving van de openbare ruimte in Rotterdam inderdaad als belangwekkend worden beschouwd. Het is deze prestatie die niet mag ontbreken op een manifestatie als ‘40 jaar Chilenen in Nederland’.

    Siebe Thissen

    Rotterdam, 8 februari 2014

      

     

                          

     

     

  • 4 februari 2014

    Auteur: 
    Tessa Dikker

    Cup cakes van de slager

    Branchevervaging is zo slecht nog niet, bedenk ik wanneer ik de ouders van de Wijkacademie Opvoeden zie smikkelen van de vrolijk versierde cup cakes die ik bij Slagerij Krijnen aan de Dapperstraat gehaald heb. Bij Krijnen binnenstappen was voor mij een zogenoemde ‘trip-down-memory-lane’. Opgroeiend op de Hoogte Kadijk ging ik vaak met mijn vader mee naar de Dappermarkt: eerst langs het kaasmannetje, dan naar de poelier, nog even naar de groenteboer, de notenkraam niet te vergeten en natuurlijk ook langs ‘Henk’ van de vishandel. Ik keek mijn ogen uit naar de prachtige waren, de mooie stukken groentes en fruit, de pakken met geld die de marktkoopmannen uit hun zakken haalden voor het wisselgeld, maar het hoogtepunt was en bleef het plakje worst bij Slagerij Krijnen. Zo ongeveer 25 jaar later kom ik slagerij Krijnen binnen om de door mij bestelde cup cakejes op te halen. De slager en zijn zoon (Willem sr. en jr.) herkennen mij en ik krijg een plakje worst.

    Dat wat jij toen zei

    De ouders zijn klokslag zeven uur binnen en we halen herinneringen op aan de vorige bijeenkomst. “Dat wat jij toen zei”, zegt een van de vaders, wijzend naar een ander, “over dat de mensen achter de gezichten gaan leven, dat is bij mij echt gebeurd”. De in de fik gevlogen sjaal wordt nog een aantal keer genoemd (‘volgende keer in scene zetten noteer ik mentaal’) en er worden met veel enthousiasme een aantal sprankelmomenten herhaalt.

    “Ik heb dit krantenbericht meegenomen omdat het me herinnerde aan jouw sprankelmoment waarop je jouw zoon zelf de boete liet betalen voor een kapotgemaakte cd”. Het betreft een bericht over een moeder van een jongen van 16 die haar zoon heeft aangegeven voor diefstal.

    Dief in de dop

    Dit thema maakt direct de tongen los. Broers die LP’s stelen (“We woonden in Amsterdam Noord en mijn vader is de volgende dag gewoon naar het politie bureau aan de overkant gegaan om aangifte te doen. Ik had daar uiteindelijk niets aan want mijn platen kreeg ik er niet mee terug!”) en dochters die zakjes snoep pikken (“Maar ze moest het terugbrengen en zich verontschuldigen bij de mevrouw”).

    “Als kind ben je je niet zo bewust van wat van jou is en wat niet, althans zo was dat bij mij”, wordt er gezegd. Er volgt een prachtig verhaal over het opgroeien in een huis waarvan de onderste verdieping ingericht als kantoorboekhandel. “Ik vond al die spulletjes zo mooi allemaal en op een avond ben ik op mijn slofjes naar beneden getrippeld om mijn nachtkastje op mijn slaapkamer boven te vullen met al dat fraais. Ik dacht, wat maakt het nou uit of het beneden ligt of boven. Hier kon mijn vader geen begrip voor opbrengen en tot overmaat van ramp dacht hij dat hij een dief in de dop in huis had!”.

    Knippen en plakken

    We krijgen bezoek. Tanja Bubic van het stadsdeel komt binnen en gaat stilletjes op een stoeltje zitten. In de pauze stelt ze zich voor en maakt een praatje met iedereen. Ze blijft de hele verdere bijeenkomst bij ons en praat, knipt en plakt vrolijk mee.

    Terwijl we na de pauze een ietwat potsierlijk filmpje over verschillende opvoedstijlen kijken, legt Hanne tijdschriften, grote vellen, viltstiften en scharen op tafel: we maken posters met daarop begrippen die we van belang vinden als het over opvoeden gaat. Het is muisstil als iedereen geconcentreerd aan het knippen en plakken slaat. En ik neem een duidelijk verschil waar tussen de visueel en de tekstueel ingestelde mensen.

    De opgeschreven of getekende begrippen op de posters komen allemaal behoorlijk overeen: ‘Fouten durven maken’, ‘Vrijheid’, ‘Veiligheid’, ‘Geborgenheid’ , ‘Eerlijkheid’, ‘Respect’, en worden door de makers zelf toegelicht.

    “Wat een stevige woorden allemaal” reageert iemand op de posters “Ik weet nog helemaal niet wat voor een type ik in huis heb gehaald. Ik ben mijn kind nu aan het leren kennen en ik moet nog leren welke begrippen van belang zijn bij zijn opvoeding”.

    Opa als idool

    Bij een poster met uitgeknipte en opgeplakte etenswaren vertelt de vervaardiger ervan dat zij, doordat zij van haar ouders altijd alles moest proeven, geleerd heeft om open te staan voor het onbekende. Naast de mooie plaatjes van Spaanse en Italiaanse gerechten is een afbeelding van een oudere man geplakt. “Mijn Opa is mijn idool”.

    “Ohw, het is ook heerlijk om Opa te zijn volgens mij”, zegt een van de vaders: “kan je lekker gek doen”. “Mijn ouders”, vertelt een ander, “zeiden dat ze het veel leuker vinden om opa en oma te zijn. Ik was hierdoor eigenlijk een beetje beledigd”.

    Van wie is het kind?

    Hebben opvoeders van nu het makkelijker? De meningen zijn hierover verdeeld. “Ik zie in ieder geval dat mijn dochter veel strenger straft dan ik”, zegt er een. En als zij er iets van zegt, “Zo van: nou, nou” dan vindt de dochter dat zij zich er niet mee moet bemoeien. “Dat vind ik belachelijk! Het kind is toch niet alleen van haar!”. Het valt even stil. Van wie is een kind inderdaad?

    Een van de kerngroep leden heeft tijdens de studietijd vier maanden in het regenwoud tussen de jagers en verzamelaars onderzoek. “Dan zie je hoe onze voorouders leefden vroeger en dat kinderen heel anders worden opgevoed. In ieder geval door veel meer mensen”. “Maar”, zo wordt er gereageerd, “vandaag de dag worden kinderen óók door meer mensen dan alleen de ouders opgevoed: leerkrachten, de overblijf juf’’, “en de voetbaltrainer!” klinkt er. 

    De titel van de komende expeditie, ‘door wie ben je opgevoed’, wordt meteen vervangen door wie ben je allemaal opgevoed.

    Er zijn weer belangrijke thema’s boven tafel gekomen, zoals veiligheid en fouten durven maken. Maar ook: wanneer mag je andermans kinderen aanspreken op hun gedrag en, daarmee samenhangend, ‘Van wie is het kind?’. Met name de laatste vragen zijn van belang wanneer je toewerkt naar het bewerkstelligen van een pedagogische gemeenschap.

    Ik fiets naar huis en denk nog even geplezierd na over de poster die ik zelf heb gemaakt vandaag. Ik kijk terug op wederom een geslaagde avond in het Karel Appelhuis en de vraag ‘Van wie is het kind’ blijft door mijn hoofd zoemen. Van wie was ik eigenlijk? En...van wie ben ik nu?!

Pagina's