Video's

  • Ibrahim

    Verantwoordelijkheid en discipline boven alles

     
    Ibrahim is een man van Turkse afkomst. Hij is 57 jaar oud, getrouwd en heeft drie kinderen. Ibrahim is geboren en opgegroeid in Turkije. Hij heeft een oudere broer en zus.

     
    Ik ben tot mijn 12e opgevoed door mijn grootouders, omdat mijn ouders als gastarbeiders in Nederland woonden en werkten. Mijn grootouders waren zorgzaam, lief, warm, sociaal en rechtvaardig. Ik bracht meer tijd door met mijn oma dan met mijn opa, omdat mijn opa altijd hard aan het werk was op het platteland. Het leven in Turkije was geweldig. lk genoot van het platteland en de natuur. Wij hadden het niet al te breed, maar toch waren we gelukkig.
     
    Het was niet de bedoeling dat mijn broer, zus en ik ook naar Nederland zouden gaan. Mijn ouders zouden namelijk weer terugkeren naar Turkije. Toch hebben mijn ouders ons in de jaren ’70 naar Nederland laten overkomen. Er brak destijds immers onrust uit in Turkije, vanwege de tweede staatsgreep door het leger. lk kwam hier als 12-jarige jongen en ging naar school. Na een tijdje had ik daar geen zin meer in. Ik ging van school af en bracht mijn tijd grotendeels door op straat. Ik deed alles wat god verboden had. Op mijn 19e kwam ik dankzij jongerenwerkers gelukkig weer tot bezinning en ging ik terug naar school. Ik volgde de opleiding Sociaal Cultureel Werk en haalde uiteindelijk mijn diploma daarvoor. Daar was ik heel trots op. Nu ben ik al 20 jaar werkzaam als jongerenwerker in een buurthuis in Rotterdam en probeer ik jongeren op het rechte pad te brengen, net zoals de jongerenwerkers die ik op mijn 19e tegenkwam.
     
    Tegenwoordig gaan ouders vaak de mist in als het om opvoeding gaat. Zij zijn veel te soft of veel te streng voor hun kinderen. Ook nemen ze teveel kinderen, waardoor zij de controle verliezen. Dan krijg je dat kinderen gaan roken, drinken en herrie schoppen. Mensen zouden eerst moeten afwegen of zij in staat zijn om een kind op te voeden en te onderhouden, voordat zij ervoor kiezen om ouders te worden. Op die manier zouden heel wat problemen voorkomen kunnen worden.
     
    Ik heb mijn kinderen zowel de Turkse als de Nederlandse normen en waarden bijgebracht. Die verschillen sowieso weinig van elkaar. Wat ik mijn kinderen verder altijd op het hart druk, is dat ze niet op jonge leeftijd moeten trouwen, maar eerst ervoor moeten zorgen dat ze diploma’s op zak hebben en een vast inkomen hebben.

     

  • Loes

    Een openhartige buurtmoeder

     
    Loes is een 63-jarige Nederlandse vrouw. Haar man is tien jaar geleden overleden. Met hem heeft zij twee kinderen gekregen. Loes woont haar hele leven in de Schilderswijk.
     

    Ik woonde met mijn ouders, broer en zusje aan de van Limburg Stirumstraat in de Schilderswijk. Ik had veel vrienden en vriendinnetjes, waarvan sommigen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse komaf waren. Jammergenoeg waren mijn ouders niet zo positief over buitenlanders. Mijn moeder vond ze raar en mijn vader vond dat ze maar terug moesten naar hun eigen land, omdat hij het idee had dat ze zijn werk inpikten. Hierdoor mocht ik niet bij buitenlandse vriendjes en vriendinnetjes spelen en zij niet bij. Ik weet nog dat ik dat heel vervelend vond.
     
    Toen ik 20 jaar was, trouwde ik met mijn buurjongen en verhuisden wij naar de Jan van Goyenstraat. Wij kregen twee kinderen: Sander en Melanie. Zij gingen naar een basisschool in de buurt en mochten van ons gewoon lekker met iedereen omgaan. Hun buitenlandse vriendjes en vriendinnetjes kwamen ook vaak bij ons spelen. Ik heb mijn kinderen altijd meegegeven dat iedereen gelijk is en iedere cultuur wel iets leuks of moois heeft wat je eruit kunt halen. Dat hebben ze zich eigen gemaakt. Sander van 20 is inmiddels verloofd met een Turkse dame en Melanie van 31 heeft een Marokkaanse partner. Ze hebben twee prachtige kinderen en ze zijn hartstikke gelukkig.
     
    Ik woon nog steeds met veel plezier in de Schilderswijk, ondanks het negatieve beeld over de wijk. Met mijn Turkse en Marokkaanse buurvrouwen ben ik dikke vriendinnen. We komen vaak bij elkaar over de vloer en doen samen boodschappen op de Haagse Markt. Ik vind het ook heerlijk om voor de deur te zitten, te kijken wat er zoal gebeurt en een praatje te maken met buurtbewoners. Meestal is het hartstikke gezellig, maar soms moet ik wat jongens op hun baldadige gedrag aanspreken. Gelukkig kunnen ze het van mij wel hebben. Af en toe wordt er ook iets leuks georganiseerd in de buurt. Het Schilderswijk Festival bijvoorbeeld. Hartstikke leuk. Dat zouden ze eens een keer op tv moeten laten zien. De mooie dingen van de Schilderswijk.
     

     

  • Mehmet

    Gelijke rechten, gelijke kansen

     
    Mehmet is een Turkse man van 49 jaar oud. Hij komt uit een gezin van 9 kinderen, waarvan hij het vijfde kind is. Mehmet is in Turkije geboren en opgegroeid en emigreerde op 9-jarige leeftijd met zijn familie naar Nederland.

     
    Vroeger droeg iedereen een steentje bij in het huishouden. Het geld dat mijn broers en ik verdienden met ons werk, moesten wij aan onze vader geven. Zo ging dat vroeger. Iedereen moest meebetalen aan de huur, de boodschappenen en andere uitgaven.
     
    In mijn twintiger jaren trouwde ik en kreeg ik een zoon en een dochter. Ik heb mijn kinderen vrijer opgevoed dan ik zelf ben opgevoed. Ik mocht vroeger bijvoorbeeld niet tot 00.00 uur buiten blijven. Mijn kinderen mogen dat nu wel. Ook vraag ik mijn zoon, die inmiddels rij-instructeur is, niet om zijn salaris aan mij af te staan. Hij heeft ervoor gewerkt, dus het is van hem.
     
    Ouders waren vroeger anders. je had niets te zeggen en moest gewoon gehoorzamen. Ook waren mannen streng voor hun vrouwen. Vrouwen moesten koken en kinderen baren en mochten niet naar buiten. Tegenwoordig luisteren vrouwen niet naar hun mannen, zij gaan gewoon naar buiten. En gelijk hebben ze. Ik vind dat mannen niet het recht hebben om hun vrouwen thuis op te sluiten.

     

  • Samira

    Hard werken werpt vruchten af

     
    Samira is 49 jaar oud. Zij is in Marokko opgegroeid, op het platteland. Haar ouders waren rijke boeren. Samira ging niet naar school en hoefde ook niet te werken. Op 17-jarige leeftijd huwelijkten haar ouders haar uit aan een man die naar Nederland was geëmigreerd, zodat Samira in Nederland een welvarend bestaan kon blijven leiden.

     
    Ik vertrok in 1982 met mijn man naar Nederland. Wij gingen bij mijn schoonfamilie wonen. In het begin had ik heimwee naar mijn ouderlijk huis, maar ik wist me staande te houden. Mijn moeder heeft me immers meegegeven een sterke vrouw te zijn en overal geduld mee te hebben.
     
    Kort nadat mijn man en ik waren verhuisd, kreeg mijn man een ongeluk op zijn werk en werd hij arbeidsongeschikt. Wij hadden toen twee kinderen. Na de bevalling van mijn derde kind in 1993, scheidde ik van mijn man. Toen ging ik werken in het ziekenhuis en leerde ik Nederlands op school. Helaas stopte ik na een jaar met mijn lessen, omdat ik die moeilijk kon combineren met mijn verantwoordelijkheden. Ik moest immers het huishouden doen, in mijn eentje mijn kinderen opvoeden en daarnaast werken om brood op tafel te krijgen.
     
    Mijn werk zag ik niet alleen als inkomstenbron, maar ook als afleiding. Ik vond het zwaar om overal alleen voor te staan. Toch bleef ik sterk voor mijn kinderen. Ik wilde dat zij niets tekort kwamen. Door mijn harde werken kon ik mijn kinderen goed onderhouden en ieder jaar met hen naar Marokko gaan om familie te bezoeken.
     
    In 2011 ben ik gestopt met werken, doordat ik last kreeg van mijn hand. Ik heb nu een uitkering. Voor mij heeft het sowieso geen nut meer om te werken, omdat mijn kinderen nu oud genoeg zijn om zelf te werken en zichzelf te onderhouden. Ik heb mijn plicht volbracht.

     

  • Lucia

    Van een goede opvoeding naar een goede toekomst

    Lucia is in Ghana geboren en komt uit een christelijk gezin van 10 kinderen. Haar moeder was een huisvrouw en haar vader was een rijke ondernemer. Lucia’s ouders scheidden van elkaar toen zij een tienermeisje was.

     

     
    Toen moeder verhuisde, gingen vijf broers en zussen bij haar wonen en bleven de andere vijf, waaronder ik, bij mijn vader wonen. Mijn moeder raadde aan om bij mijn vader te blijven wonen, omdat hij mijn studie kon betalen. Mijn vader hertrouwde in deze periode, dus kregen we er een stiefmoeder bij.
     
    In mijn familie was het geloof heel belangrijk. Ik kreeg altijd van mijn vader mee om tot God te blijven bidden en iedere zondag naar de kerk te gaan. Ik mocht vroeger niet uitgaan of laat thuiskomen. Ook mocht ik geen vriendje hebben. Ik ben blij dat ik zo ben opgevoed. Tegenwoordig mag een kind van 15 een vriendje hebben en raken meiden van 16 zwanger. Teveel vrijheid is nooit goed.
     
    Ik heb in Ghana gestudeerd voor boekhouder, maar in 1980 ben ik naar Nederland gekomen, omdat ik het hier financieel beter zou hebben. Ik leerde de Nederlandse taal op school en werkte daarnaast als schoonmaakster in het ziekenhuis. Sinds ik in Nederland ben, ervaar ik dat er duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende culturen. Iedereen heeft z’n eigen eilandje. Mensen kijken ook raar naar mij vanwege mijn donkere huidskleur. Toch doe ik alsof dat mij niets doet, anders gaan zij denken dat zij over je heen kunnen lopen. Dat zeg ik ook tegen mijn kinderen.
     
    Ik ben alleenstaande moeder. Ik vind het belangrijk dat ik mijn kinderen de juiste opvoeding geef. Dat is niet makkelijk, omdat de omgeving de opvoeding negatief kan belnvloeden. Vooral hangjongeren. Ik zeg altijd tegen mijn kinderen dat ik niet wil dat zij zoals die hangjongeren worden en dat zij nooit hun dromen en doelen die ze willen bereiken, moeten opgeven.

     

  • Zayana

    Een sterke vrouw met discipline

    Zayana is geboren en opgegroeid in Ghana. Zij komt uit een islamitisch gezin van 14 kinderen, waarvan zij de oudste is. Haar moeder was huisvrouw en haar vader boer. Zayana ging niet naar school, omdat zij haar moeder moest helpen bij huishoudelijke taken.


    Wij leefden in armoede, maar waren dankbaar voor wat we hadden. Het maakt niet uit hoe je het hebt. Arm of rijk: je neemt genoegen met alles wat je hebt. Je bedankt God elke dag voor wat hij jou heeft geschonken. Wij waren niet de enige armen in Ghana. Heel veel mensen waren arm. De meesten onder hen droomden van een toekomst in het rijke Europa.

    Als jonge vrouw trouwde ik met een zakenman. Wij kregen al snel onze eerste zoon. Toen hij één jaar was, emigreerden wij naar Nederland. Alles draaide toen om geld. Je kwam in Nederland gauw aan een baan en je verdiende veel meer dan in Ghana. In Nederland had ik het moeilijk, omdat ik werd gediscrimineerd vanwege mijn donkere huidskleur. lets wat ik nooit eerder heb meegemaakt. In Ghana draait alles om respect, het maakt niet uit wat voor huidskleur je hebt. In Nederland wordt daar gauw een onderscheid in gemaakt. Dat is heel erg. Je kan niet iemand van een andere afkomst anders behandelen, want als je hem of haar in zijn hart steekt, komt er ook rood bloed uit en geen groen, geel of paars bloed. Ik zeg altijd: respect is een kernwapen dat je ver kan brengen. Zonder respect zul je weinig bereiken in je leven.

    Nadat ik van mijn tweede zoon beviel, scheidde ik van mijn man en verbrak ik het contact met hem. Mijn kinderen hebben ook geen contact meer met hem. Ondanks alle moeilijkheden heb ik doorgezet. Mijn vader heeft me als kind namelijk meegegeven dat Allah er altijd is om mijn gebeden te horen, dat ik geduld moet hebben en mijn vertrouwen in Allah moet stellen. Ik ben een sterke vrouw. Respect, discipline, geduld en geloof hebben mij staande gehouden in het leven. Daar ben ik trots op.
  • Uitreiking boekje aan Jozias van Aartsen

    Yassine Abarkane van de Wijkacademie Opvoeden Schilderswijk reikt het boekje over opvoeden uit aan burgemeester Jozias van Aartsen. Het boekje is gemaakt door jongeren van het Stagehuis en bestaat uit acht verhalen van verschillende bewoners van de Schilderswijk. Benieuwd naar de inhoud? De eerste verhalen, opgetekend door Hayat Tahboun,  zijn nu te lezen via de Facebook-pagina van de Wijkacademie: WijkacademieSchilderswijk

    Wil je meer verhalen horen? Ga langs bij het Stagehuis Schilderswijk en vraag naar Yassine.

    De verhalen zijn op deze website te lezen:
     
  • Wie en Waar voeden we op?

    De afgelopen maanden hebben jongeren van het Stagehuis Schilderswijk verhalen van buurtbewoners over opvoeden verzameld. Dinsdag 24 februari is het zover. Het boekje dat ze daar van maakten is klaar.
    In het Stagehuis aan het Teniersplantsoen reikt Yassine Abarkane het eerste exemplaar uit Lia Kroon, algemeen directeur van de dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn.

    Het boekje blijkt als je het openvouwt een poster te zijn met daarop de vraag: Wie en waar voeden we op.
    Met deze vraag gaat de komende tijd een groep ouders en jongeren op pad om het gesprek over opvoeden in de Schilderswijk aan te gaan.

    Salim vertelt hoe het was om interviews te doen. "Ik heb gewoon mijn buurvrouw geïnterviewd. Een oudere Nederlandse vrouw die al vanaf haar geboorte in de Schilderswijk woont. Het was heel prettig en makkelijk om met haar te praten over opvoeden".
    Maar wat viel er op in haar verhaal? Ze was zelf opgevoed in een tijd dat de eerste gastarbeiders in de Schilderswijk kwamen wonen. Daar moesten haar ouders niets van hebben. Haar buitenlandse vriendjes en vriendinnetjes kwamen er bij haar thuis niet in. Toen zij zelf ouder werd heeft ze aan haar kinderen meegegeven dat iedereen gelijk is en iedereen welkom is bij haar thuis. Haar kinderen hebben inmiddels partners van Turkse en Marokkaanse komaf. Mooi toch, hoe opvoeden vooroordelen kan veranderen.

     
  • In memoriam Herman Divendal 1948 - 2015

    Auteur: 
    Juan Heinsohn, 11 februari 2015, Rotterdam

    Op zondag 8 februari 2015 is, in zijn huis in Amsterdam, Herman Divendal overleden. Herman was lid van de Landelijke expertgroep bij het project Ongekend Bijzonder. Hij is 24 jaar lang actief geweest in AIDA Nederland (Association Internationale de Defense des Artistes), een belangrijk steunpunt in ons land voor vervolgde, gevluchte kunstenaars. Zijn kennis van zaken, uitgebreide netwerk, ervaring en grote betrokkenheid met gevluchte kunstenaars, waren een waardevolle bijdrage aan ons project. We missen een "compañero" die de situatie van vluchtelingen wist te begrijpen, een inspirerende persoonlijkheid die de liefde van velen wist te winnen met zijn oprechte betrokkenheid, menselijkheid en solidariteit.

    De zondag daarvoor, 1 februari 2015, ben ik bij Herman op bezoek geweest. Ik werd toen door Marian, zijn partner, ontvangen. In de woonkamer lag Herman, op een ziekenhuisbed naast het raam. Hij was mager en oud geworden, maar zijn ogen hadden nog het licht, de verwondering voor alles, de liefde voor zoveel mensen die hij ontmoet heeft in zijn leven en werk. Ik ging bij hem zitten, en pakte zijn hand vast. Ik probeerde mij groot te houden, alsof ik hem niet ziek zag. Hij wilde weten wat ik aan het doen was, we deelden al jaren de passie van projecten ontwikkelen, mensen uitdagen om het beste van hun creativiteit te laten zien, ruimte creëren voor anderen, alsof wij, daardoor, onze eigen wereld groter maakten.

    Zelf heb ik Herman eind jaren '90 leren kennen. Hij zat bij AIDA Nederland, ik bij stichting Dunya te Rotterdam, een organisatie die podia creëerde voor de presentatie van wereldcultuur. Kort daarna gingen we projecten ontwikkelen en samenwerken. Hij wist niet alleen kracht, energie, toe te voegen aan ideeën van nieuwe activiteiten, maar ook een bepaald evenwicht te brengen in de plannen, evenwicht gebaseerd op ervaring en intrinsieke kennis van het culturele veld, kennis die voor velen van ons, mensen gekomen van ver, niet zomaar paraat hebben. Integratie blijkt een eindeloos karwei.

    En inderdaad, als je van ver komt op zoek naar veiligheid, met de droom een huis te bouwen voor je nieuwe verdere leven en de weg nog moet vinden, ook in deze eigenaardige taal, heb je open deuren nodig en personen die de mensentaal spreken. Dat was de taal van AIDA, het was de taal van Herman.

    Ik weet dat hij nooit het juiste honorarium heeft ontvangen voor al zijn werk. Ik had het gevoel dat dit voor Herman een punt was, maar zeker geen drempel om te blijven werken aan waar hij in geloofde. Uit eigen ervaring weet ik dat het thuisfront hier niet altijd blij mee is. In onze maatschappij is het delen, het bevorderen van menselijkheid, waardering voor de culturele bagage van vluchtelingen, een slecht betaalde bezigheid. Zo is toen ook de subsidie van AIDA in 2012 stopgezet. De marktwaarde van een mens wordt niet bepaald door de Hermans van deze wereld, maar door kooplieden die handeldrijven in leven en liefde. Wat AIDA deed voor anderen was voor hun niet van belang. 

    Bij hem op bezoek, zittend naast zijn ziekbed, houd ik zijn hand vast. Hij vraagt nog een keer excuses voor dat ene telefoontje. Hij belde medio januari om met mij te praten, hij was boos. Hij wilde dat ik het schrijven van gedichten en werken aan mijn schilderkunst serieus aan zou gaan pakken. Er was geen tijd meer om van alles te blijven doen: maak keuzes en ga diep in je eigen werk. Hij was boos, net als een vader die verwacht dat zijn kind alle mogelijkheden gaat benutten in de ontwikkeling van wat goed is voor hemzelf en zijn toekomst. Na zo een gesprek liep ik dagen lang met zijn woorden in mijn hoofd. Ergens in mijn hart en ziel weet ik dat hij gelijk had en heeft.

    Aan het eind van mijn bezoek kus ik zijn voorhoofd en ga naar buiten. Op de stoep, voor zijn deur, breekt mijn hart. Daarna, een beetje verloren, loop ik richting de tram, maak ik foto's van zijn geliefde stad, van de straten die hij nooit meer zal kunnen lopen. 

    Vaarwel vriend.

     

    Juan Heinsohn Huala is één van de veldwerkers binnen het project Ongekend Bijzonder

  • 3 februari 2015

    Auteur: 
    Tessa Dikker

     

    Het Karel Appelhuis familie imperium

    Terwijl ik met een grote kartonnen doos verse cupcakes in mijn ene hand en een tas vol fruit en nootjes in de andere voor het Karel Appelhuis sta, merk ik dat ik de sleutel ben vergeten. Lichtelijk gepanikeerd bel ik Arash van de Academie van de Stad: hij ondersteunt het ‘Kunstkidz project’ in het Karel Appelhuis en vanuit de Wijkacademie Opvoeden hebben we eerder een project met hem uitgevoerd. Ik weet dat hij om de hoek woont. Hij is thuis en zelfs bereid om de sleutel langs te komen brengen. Ik val hem om de hals als ik hem zie aanlopen en voel me door het gemak waarmee dit allemaal geregeld kan worden officieel onderdeel van het ‘Karel Appelhuis-familie-imperium’. Door deze reddingsactie ben ik nog ruim op tijd om Moezdalifa, de stagiaire van Dream Support op te vangen. Terwijl we samen het fruit over de tafel draperen, de agenda’s neerleggen en ervoor zorgen dat de cupcakes ongeschonden uit de kartonnen doos komen (ik zie meteen dat Moezdalifa daar veel handiger in is dan ik), vertel ik haar over het bezoek dat ik vanmiddag aflegde. 

    Cous cous en lasagna

    Mijn bezoek vond plaats bij een moeder uit de buurt die interesse heeft om eventueel deel te nemen aan de Wijkacademie. Deze lieve vrouw van Marokkaanse afkomst is actief bij stichting de Bloem, een intercultureel ontmoetingscentrum voor vrouwen. Officieel is hun doel het organiseren van bijeenkomsten en activiteiten tussen maatschappelijk geïsoleerde vrouwen. Ik heb zelf al eens de eer gehad om op een paar van deze bijzondere samenkomsten aanwezig te zijn en ook heb ik meerdere malen mooie ontmoetingen gehad met initiatiefneemster Affifa. Via Affifa kreeg ik ook de contactgegevens van dit potentiele nieuwe kerngroeplid. En vandaag ontmoet ik haar thuis om kennis te maken en wat te vertellen over de Wijkacademie Opvoeden. Deze ‘voorgesprekken’ met mensen die interesse hebben in de kerngroep houden Hanne en ik al vanaf het eerste uur en die ene keer dat we dit door overmacht niet konden doen heeft ons de relevantie hiervan alleen nog maar extra doen realiseren.

    Ik word hartelijk ontvangen en in de woonkamer zitten we op de fraai versierde lange bank die nog net niet alle muren van de kamer beslaat en praten we over opvoeden, over de buurt en over de Wijkacademie Opvoeden. Het klikt enorm en ik mag zelfs mee de keuken in terwijl het volgens haar een rommeltje is. Dit valt natuurlijk alleszins mee. Tussen de heerlijke geuren van couscous en lasagne drinken we thee en praten we verder. Ze komt ook vanavond.

    We barsten uit onze voegen

    Als ze binnenkomt heeft ze, zoals aangekondigd, een vriendin mee. Ook zij is al actief in de buurt en wil net als haar vriendin de vleugels nog verder uitslaan. Via Hanne is er  tevens een andere moeder van Pakistaanse afkomst aangeschoven en de dochter van een van de ‘oude’ kerngroepleden is nu ook officieel ‘lid’. Het wordt geloof ik tijd om op zoek te gaan naar een grotere locatie vindt Hanne en ze fluistert: ‘’We barsten uit onze voegen’’. Ook zijn ‘Ted’ en ‘Maria’ vandaag aanwezig. Ted van stichting Praat is onze gastspreker van vandaag. Maria doet onder de vleugels van Micha de Winter onderzoek naar de Wijkacademie’s in het land en is hier vanavond ter observatie: “je kan wel alleen achter je bureau gaan zitten, maar ik wilde het eigenlijk ook graag zien en meemaken’’ vertelt ze de groep ter legitimatie van haar aanwezigheid.

    De ouders die er voor de tweede keer bij zijn vanavond voelen zich duidelijk al wat gemakkelijker en meer ‘thuis’ in het Karel Appelhuis. Het doet me deugd om te zien hoe ze de nieuwe ouders welkom heten, thee en koffie voor hen inschenken en extra stoeltjes neerzetten. 

    Van bevelshuishouden naar onderhandelingshuishouden

    Na een korte voorstelronde zwaait Moezdalifa met een enveloppe. Ze heeft een oefening voorbereid waarbij elke opvoeder een kaartje krijgt met een vraag die betrekking heeft op opvoeden en tegelijkertijd ‘sfeer verhogend’ is. Vragen naar opvoedblunders, of men altijd het goede voorbeeld geeft en wat je wilt ‘leren’ van de Wijkacademie Opvoeden bijeenkomsten. Het zorgt af en toe voor hilariteit maar ook voor serieuze momenten: “Heb je wel eens een opvoedblunder gemaakt” wordt er bijvoorbeeld aan de moeder gevraagd wiens dochter ook aanwezig is. De dochter antwoordt. Andersom wordt ook de dochter door de moeder ‘geëvalueerd’. Aan een van de vaders wordt gevraagd of zijn ouders regels hadden waar hij een hekel aan had maar nu zelf wel hanteert? Hij antwoordt door te zeggen dat hij überhaupt niet van ‘regels’ houdt en alles overlegd. Ook andere ouders geven aan dat ze zelf vroeger aan veel regels gebonden waren maar zelf momenteel een ‘onderhandelingshuishouden’ voeren. Dat mensen soms zelf anders opvoeden dan dat ze zelf zijn opgevoed blijkt ook uit de reactie van een van de moeders als haar gevraagd wordt wanneer zij zichzelf als een succesvolle ouder ziet: ‘’Als ik kinderen hun gang laat gaan, vrij laat zijn en loslaat voel ik me een succesvolle ouder. Ik ben zelf juist veel te beschermd opgevoed”.

    Praten over opvoeden

    Een van de moeders krijgt een kaartje met daarop de vraag of ze wel eens gesprekken voert met andere opvoeders over opvoeden en waar die gesprekken over gaan. Ze vertelt dat ze dit pas sinds kort doet. “En ik merk dat het zo steunend kan zijn want soms denk je dat je een verkeerde ouder bent. Als je kinderen aan het puberen zijn bijvoorbeeld. Maar als je dan hoort dat andere ouders met dezelfde dingen worstelen dan is dat heel fijn. Anders word je gek. Maar nu weet je dat het dus gewoon een moeilijke periode is en dat het niet aan jou ligt en dat je niet alleen bent. Dat je van elkaar kan leren en ervaringen kan delen. Dat anderen ook van jou kunnen leren.”. “En dat doen we hier!”, reageert een van de moeders. En dit is inderdaad precies wat er beoogd wordt met de Wijkacademie Opvoeden bedenk ik vergenoegd.

    Het Wijkacademie Opvoeden Productiebedrijf

    Naast het met elkaar in gesprek gaan over opvoeden zijn we als Wijkacademie Opvoeden inmiddels ook gedeeltelijk een productiebedrijfje geworden: er lopen een aantal projecten waarmee we belangrijke thema’s rondom opvoeden breder bespreekbaar willen maken in de buurt. Voordat we gaan pauzeren krijgt iedereen ‘zendtijd’ om even een kleine update te geven van zijn of haar project. Helaas is de moeder die de jongeren heeft geholpen bij de voorbereidingen en uitvoering van het jongerendebat dat afgelopen vrijdag plaatsvond in de Meevaart, niet aanwezig. De moeder van het Dappermarkt fotoproject is er wel en ze vertelt dat de fototentoonstelling loopt: er gaat gefotografeerd worden als het wat mooier weer wordt. Ook kan in een van de leegstaande winkelpanden aan de markt de tentoonstelling plaats vinden. De voorbeeldkaart voor de route door het Flevopark is geprint, evenals de stickers van de vogelfoto’s. Een aantal ouders gaat mee op tocht en neemt de eigen kinderen mee. Leuk als we elkaars kinderen leren kennen denk ik verheugd en begin na te denken over of we ‘daar’ dan niet ook iets mee ‘moeten’. Aan het glossy wordt hard gewerkt en er is zelfs al een titel gekozen. Maar die blijft nog even geheim begrijp ik. Deze week wordt er met een groep senioren uit de Gooyer naar het Rijksmuseum gegaan in het kader van het project: ‘zoals de ouden zongen piepen de jongen’, en de nieuwe vader pitcht zijn project Pleegoma’s in de Transvaal.

     

    Zendtijd: Pleegoma’s en Tante Toos

     “We leven in een multiculturele samenleving. Maar sommige kinderen krijgen thuis helemaal niet zoveel mee van de Nederlandse cultuur. Door een Autochtone pleegoma kan dat wel. Dat is ook goed voor de ontwikkeling van hun taal”. De (vier) kinderen van deze vader hebben zelf ook een pleegoma en doordat hij ziet hoeveel iedereen hier aan heeft vindt hij het belangrijk dat meer mensen deze positieve ervaring beleven. Iedereen reageert enthousiast: “er zijn ook heel veel eenzame ouderen die dit leuk zouden vinden!” wordt er gezegd en geconcludeerd dat dit project dan aan twee kanten snijdt. Een aantal kent nog wel een aantal oma’s die hiervoor in aanmerking zouden willen komen en een enkeling geeft gekscherend te kennen zelf ook wel een pleegoma te willen hebben. Het pleegoma project sluit prachtig aan bij het ‘Tante Toos’ project waar we tijdens eerdere bijeenkomsten van de Wijkacademie over spraken. Een project over je veilig voelen in de buurt. Over je veilig voelen bij mensen buiten je ouders: bij je Tante Toos. Afgesproken wordt dat iedereen die zich aan wil sluiten bij het verder uitrollen van dit project zich na de bijeenkomst bij de pleegvader van dit project meldt. Vervolgens gaat dat groepje, ondersteund door Hanne en mij verder kijken hoe het Pleegoma project handen en voeten kan krijgen.

    Een voorrecht om hier te mogen zijn

    We gaan pauzeren. De helft gaat naar buiten om een sigaretje op te steken. Ik ben vandaag officieel 1 jaar gestopt met roken, maar kijk toch een beetje verlangend naar de schimmen die ik voor de deur zie staan en uitgebreid hoor kletsen en lachen. Dit is toch wel waar het gebeurt constateer ik bedroefd. Maria zit naast me en vertelt dat ze het als een voorrecht ervaart om hier te mogen zijn vanavond en om al deze verhalen te horen. Ik betrap mezelf erop dat ik het haast ‘normaal’ vind dat iedereen zo open en eerlijk is. Dat er zulke mooie en intieme verhalen over tafel gaan, terwijl sommige ouders er pas voor de eerste of tweede keer zijn. Dat het normaal is dat naar aanleiding van deze verhalen meteen al plannen worden gesmeed voor de buurt om de ‘pedagogische civil society’ te versterken. Gelukkig dwingt het schrijven van dit blog me nauwlettender te beschouwen hoe onalledaags het eigenlijk is. Toch kan een opmerking hierover van een ‘externe’ geen kwaad. En kan het eigenlijk niet vaak genoeg benoemd worden.

    Het woord is aan Praat

    Ted doet al de hele avond mee maar nu is de ‘vloer’ echt van haar. Ze  vertelt over de organisatie die ze heeft opgericht: Stichting Praat. Deze stichting zet zich in om kindermishandeling uit de taboesfeer te halen vanuit het idee dat kindermishandeling gedijt bij geheimhouding. Dit geheim moet dus onthuld worden. “We willen vanuit Praat met ouders en op scholen het gesprek aangaan over opvoeden. En ook over waar opvoeden ophoudt en kindermishandeling begint”. De stichting vindt dat de vuile was buiten gehangen moet worden en organiseert hier zogenaamde ‘vuile was manifestaties’ omheen. Ted wil samen met de ouders van de Wijkacademie Opvoeden in Mei een dergelijke manifestatie in Amsterdam Oost organiseren. Dit wordt dan een soort flashmob waar de ouders van de Wijkacademie eerder al verlangend over spraken.

     

    Rood staat voor kindermishandeling

    “Er wordt mij altijd gezegd dat er in verschillende culturen anders wordt gedacht over kindermishandeling”, vertelt Ted. “En daarom ben ik juist nu bij jullie aan tafel gekomen: met deze bijzondere groep van ouders met verschillende achtergronden wil ik kijken of er inderdaad anders gedacht wordt over kindermishandeling”. Ted heeft het gesprek over kindermishandeling voorbereid aan de hand van een situatiespel waarbij de ruimte van het Karel Appelhuis in drie kleuren wordt verdeeld. Rood staat voor kindermishandeling, oranje voor twijfel en groen voor geen kindermishandeling.
    Ted legt situaties voor en het is de bedoeling dat de ouders bij de kleur gaan staan die ze bij die situatie vinden passen. De ouders wordt vervolgens gevraagd te benoemen om welke vorm van kindermishandeling ze het vinden gaan en ook om uit te leggen waarom ze voor de betreffende kleur hebben gekozen en welke waarden, normen, (voor)oordelen mogelijk een rol hebben gespeeld bij deze keuze. 

     

    De eerste case study klinkt als volgt:

    Het is 9 juni 2013. Bjorn, 8 jaar, is om 7 uur wakker. Hij staat op en loopt naar beneden om televisie te gaan kijken. Bjorn is enig kind en hij is er aan gewend dat zijn ouders nog slapen en dat hij zichzelf zo’n anderhalf uur moet vermaken. Als hij in de kamer komt ziet hij direct een grote rode vlek op de muur, hij denkt dat het wijn is en hij ziet overal op de vloer gebroken glas liggen. Om een uur of half tien komt zijn moeder naar beneden. Bjorn ziet dat ze dikke rode ogen heeft, en een grote blauw plek op haar pols.

    Hier heb je je conflict

    De groep verdeelt zich evenredig over de drie kleuren, “het kan ook dat de moeder gewoon dronken was en gevallen is” zegt een van de moeders. “Gewoon dronken?!” reageert een ander verontwaardigd. “Maar het kind is zelf niet mishandeld”, zegt er een, terwijl een ander vindt dat het hier “psychische mishandeling” betreft: het zou hier om huiselijk geweld gaan en om daarmee geconfronteerd te worden is ook een vorm van mishandeling.  Twee van de meest uitgesproken dames van de groep staan lijnrecht tegenover elkaar en voeren een verhitte discussie. Ik memoriseer de vorige bijeenkomst waarin een van de vaders zich uitsprak over zijn verlangen naar meer discussie tijdens de Wijkacademie bijeenkomsten. “Hier heb je je conflict” denk ik en kijk hem aan. Hij knikt me toe en zegt: “heerlijk”. Ik houd, een vleugje zorgelijk, de oude garde in de gaten. Dit zijn we helemaal niet echt gewend. Maar iedereen staat rustig te luisteren. Het is ok. Ted begeleidt het goed en ze geeft beide dames een laatste woord. Een van de dames beëindigt haar betoog met een zeer persoonlijk voorbeeld om haar argumentatie kracht bij te zetten. We vallen allemaal stil. Haar opponent loopt nadat ze is uitgesproken naar haar toe en een innige omhelzing volgt. Er vloeien tranen en ze zegt: “ik heb nu geleerd dat je door te luisteren je echt van mening kan veranderen”. Ik weet niet wat ik hoor en pink nu ook een traantje weg.

    Op de step naar Schiphol

    Een tweede casus die wordt besproken komt neer op de discussie vanaf welke leeftijd je een kind ‘vrij’ kan laten en luidt: Het is januari 2013.

    Stefan, 4 jaar, gaat na de kerstvakantie weer naar school. De school is dicht bij huis, hij hoeft alleen maar de straat uit te lopen, linksaf de hoek om en dan nog 150 meter lopen en dan is hij er. Om kwart voor negen roept moeder dat Stefan op moet schieten. Hij pakt zijn jasje en loopt in zijn eentje naar school toe.

    Een opvoeder gaat als reactie hierop dapper in z’n eentje tegenover de rest van de groep staan: “ik vind het belangrijk dat kinderen zelf alles op jonge leeftijd uitvinden”. Zij die erbij waren op een van de eerste bijeenkomsten van de Wijkacademie waarop hij vertelde over de tochten die hij ondernam op de step van de Amstelveense weg naar Schiphol, begrijpen waarom hij daar staat. Er wordt gediscussieerd over ‘de teugels loslaten tijdens de opvoeding’ en ook over hoe zeer sommige vrijheden van kinderen eigenlijk beperkt worden naarmate de eeuwen verstrijken: als je erover nadenkt waar je opa’s en oma’s allemaal alleen naartoe moesten lopen. Alleen. 

    Ik vind jullie allemaal ontzettend lief

    De tijd is weer ontzettend snel gegaan en we moeten langzaam de bijeenkomst beëindigen. Uit de afsluitende ronde maak ik op dat iedereen het als een intense doch mooie avond heeft ervaren. “Ik vind jullie allemaal ontzettend lief”, zegt een van de vaders.

    We hebben uit de oefening van Ted niet echt kunnen opmaken of er daadwerkelijk anders wordt gedacht over kindermishandeling binnen verschillende culturen. Daar hadden we te weinig tijd voor. Bovendien is er wellicht wel meer voor nodig om daar geldige uitspraken over te kunnen doen, dan enkel een avondje op bezoek bij de Wijkacademie Opvoeden. Desalniettemin heeft vanavond er wel voor gezorgd te tonen dat het mogelijk (en belangrijk) is om het gesprek over kindermishandeling met elkaar aan te gaan. En dat je juist door het gesprek aan te gaan met anderen over dit moeilijke onderwerp kan leren en ervaren dat je niet alleen bent. En daar word je sterk van, zo ontwikkel je handelingsperspectief. Onder andere daar ligt de kracht die uitgaat van het voeren van gesprekken.

    Vanavond heeft ook gedemonstreerd dat gesprekken soms via hobbels gedijen. Via ‘discussie’. Maar wellicht dat je wel juist via het voeren van een discussie je eigen menig kan aanscherpen en bijslijpen en mensen meenemen in je eigen overtuiging en verhaal. En zo leer je van elkaar. Mits je ook oor hebt voor de ander natuurlijk.

    Mijn vorige blog sloot ik af met het groepsvormingsmodel van de Amerikaanse psycholoog Bruce Tuckman. Ik paste zijn forming, storming, norming en performing fasering toe op de groepsvorming  van de kerngroep van de Wijkacademie. Hierbij  beargumenteerde ik dat we de storming fase (getypeerd door strijd) leken over te slaan oversloegen en direct al van forming naar norming zij geraakt. Vanavond liet echter degelijk sporen van storming zien en deze ‘hobbel’ is misschien inderdaad belangrijk om te nemen voordat we overgaan naar  het harmonieus toewerken naar een gemeenschappelijk doel. Althans, dat kan ik me nu nog beter voorstellen bij de kerngroep. Had hij toch gelijk :) 

Pagina's